De kosmische Intelligentie heeft in de mens entiteiten geplaatst die hem gadeslaan en wanneer hij door zijn onachtzaamheid of slechte wil bezig is iets in zijn verstand, zijn hart of zijn lichaam te vernietigen, beginnen deze wezens hem te prikken en te bijten, om hem te zeggen: ‘Vooruit, kom terug op de goede weg.’ Het zijn waarschuwingen, die de mens beschrijft als leed. Maar omdat het leed hem verwittigt, moet de mens het beschouwen als zijn vriend. Het leed komt hem enkel tonen dat hij zich niet meer bevindt in de gunstige omstandigheden, waarin alles duidelijk en gemakkelijk was. De mensen moeten deze taal begrijpen en zeggen: ‘Mag God je zegenen, ik heb het begrepen, ik ga mijn vergissingen herstellen.’
Zodra de mens de les begrepen heeft en beslist heeft zich te hernemen, krijgt het leed de opdracht hem te verlaten, omdat het zijn werk gedaan en zijn taak volbracht heeft.