Om de grenzen van zijn bewustzijn te verleggen, moet de discipel leren zeer hoog te stijgen tot aan het Wezen dat alles omvat en alle schepselen voedt; hij vraagt zich af hoe dat Wezen de toekomst van de mens ziet, welke Zijn plannen zijn voor zijn evolutie in een nabije en verre toekomst. Zo slaagt de discipel erin uit de kleine kring van zichzelf te treden, omdat hij probeert altijd dichter bij dat immens grote, lichtende en volmaakte Wezen te komen. Vanbinnen gebeurt een werk in zijn onderbewustzijn, zijn bewustzijn en hoger bewustzijn, en er zijn geen woorden voor wat hij qua gewaarwordingen en ervaringen beleeft.
Deze praktijk behoort tot een van de heilzaamste, die de discipel kan beoefenen; door er zich iedere dag op toe te leggen, slaagt hij erin zich van zijn beperkte zelf te verwijderen, om met de oceaan van licht te versmelten, die God is. En daar vindt hij de echte bewijzen van kennis, bevrijding en geluk.