Tracht zo weinig mogelijk te spreken over de fouten van anderen, want door ze te vermelden kom je in contact met die fouten en zo berokken je nadeel aan jezelf. Wanneer je iemand bekritiseert, zegt de Hemel: ‘Hoeveel heb je in kas? Geef de helft aan de persoon waarover je spreekt. Aangezien je hem wilt corrigeren, ben je rijk; geef hem dus een stuk van je rijkdom!’ Maar als je goede dingen over iemand vertelt, zegt de Hemel tegen hem: ‘ Geef aan die ander een beetje van je rijkdom, want hij spreekt goed over jou.’ Als je dus kwaad spreekt over de anderen, hebben zij er voordeel bij; als je daarentegen goed over hen spreekt, heb jij er baat bij.
Stel nu dat je verplicht bent iets negatiefs te zeggen over iemand: eindig daar dan niet mee, maar voeg er een positief woord aan toe. Welke gebreken die persoon ook vertoont, tracht in hem een goede eigenschap te vinden waarover je kunt spreken, om zo met een positieve noot te eindigen. Men mag nooit bij de negatieve kant blijven stilstaan.