De overwinning op onze lagere natuur is altijd een onzekere zaak. Het is precies zoals een land dat een ander land overwonnen heeft: men is nooit zeker of de triomf blijft duren. Want op een mooie dag, wanneer de overwinnaar op zijn lauweren rust en inslaapt, probeert het overwonnen land wraak te nemen.
Zo gaat het ook met de lagere natuur: zelfs als je erin geslaagd bent in sommige omstandigheden bepaalde uitingen van die natuur te overwinnen, is de overwinning toch nooit definitief verzekerd. Op een gegeven ogenblik kan zij zich weer oprichten, je een dreun geven en daar lig je op de grond. Wat staat je dan te doen? Je goddelijke natuur, de geest van Christus smeken in jou te komen. Zo zul je altijd een machtige bondgenoot hebben, waarop je kunt rekenen, in plaats van je altijd als een overwinnaar te voelen die nooit zeker is van zijn overwinning. En zelfs als je soms een beetje vermoeid bent, een beetje ingeslapen, blijft je bondgenoot de lagere natuur in bedwang houden.