De structuur van de mens, net zoals die van het universum, gehoorzaamt aan de wet van de verdeling in rangorden: hoe meer men zich verheft naar de top, hoe subtieler, zuiverder en vluchtiger de materie wordt. Om deeltjes van die etherische materie te verwerven, moet men dus stijgen en wij zijn daartoe in staat. Want zoals de Heer ons de middelen heeft gegeven, om vat te krijgen op de dichte gebieden van de materie, heeft Hij ons ook de middelen gegeven om de subtiele gebieden te bereiken.
Het gebed is een van die middelen. Door het gebed kunnen wij de wereld van het zuivere licht bereiken, waar de Heer de grootste schatten heeft ondergebracht. Uit al deze schatten kunnen wij putten: zodra wij ons hebben kunnen verheffen tot daarboven, ligt alles ter beschikking van ons en hebben wij het recht ons ervan te bedienen.