Wanneer een gevaar je bedreigt, blijf dan een ogenblik onbeweeglijk, vooraleer iets te ondernemen... Beweeg niet, spreek niet, bal de rechtervuist, terwijl je diep inademt en je je verbindt met de Hemel, want zo slaag je erin je cellen te beheersen. Daarna kan je doen wat nodig is om je te redden, maar beweeg het eerste ogenblik niet, want als je je overgeeft aan een ongecontroleerde beweging, is het alsof je een stuwdam doet springen: de watermassa zal je overspoelen en je zal de situatie niet meer kunnen herstellen. Zo heeft men al mensen door een venster zien springen of zich in het vuur zien werpen.
Tegenover het gevaar moet men in de eerste plaats onbeweeglijk blijven en zich verbinden met de Voorzienigheid. Dan zal je voelen dat in jou de vrede komt, die de eerste voorwaarde is voor het ontwaken van de krachten die je zullen redden. Je zal die voelen, want zij zijn altijd in jou aanwezig, maar je moet ze de kans geven zich te openbaren.

Mensen verspillen hun leven in lompe en dwaze bezigheden, in passies en vulkaanuitbarstingen, maar zij zien niet dat zij iets onherstelbaars aan het verliezen zijn. Zij beelden zich in dat het leven voor hen eeuwig en onuitputtelijk is, dat zij om het even wat kunnen doen en dat het leven hun toch altijd ter beschikking staat. Daarna zijn zij natuurlijk verbaasd dat zij volledig uitgeput zijn. Zij hebben alles gedaan om zover te komen, maar toch zijn zij verbaasd en klagen ze. In plaats van te klagen zouden zij minstens moeten zeggen: ‘Wat wil je, ik heb ervaringen opgedaan en nu zie ik waar de waarheid ligt.’
Mogen degenen die het licht van dit onderricht ontvangen, op zijn minst waakzaam zijn en hun leven niet verspillen, maar het behouden zoals het lied van Meester Peter Deunov zegt: ‘Sine moï, pazi jivota: Mijn zoon, behoud je leven, die vonk, in jou verborgen, die kostbare gave...’ Indien de mensen een wetenschap nodig hebben, de enige waarachtige, is het zeker deze: te weten hoe zij hun leven kunnen behouden en het besteden ten bate van de Hemel.

Veel mensen geloven in het intellect, om hen te leiden, horizonten te openen en om hen toegang te verlenen tot de grote mysteriën. En toch moeten de mensen meer en meer vaststellen dat zij de vrede en het geluk niet zullen vinden met hun verstand. Integendeel, in plaats van een zin te geven aan hun leven, zorgen wetenschap en filosofie er vaak voor dat hun bron opdroogt, hun wortels worden afgesneden en dat zij in een vreselijke innerlijke wanorde terechtkomen.
Als je dus wilt dat een nieuw leven voor je opengaat, houd dan op met het intellect de eerste plaats te geven, en denk eraan om liever de eigenschappen van het hart uit te drukken: goedheid, verdraagzaamheid en edelmoedigheid, want het zijn deze kwaliteiten die waarachtig een zin geven aan het leven.

Waar zoek je je toekomst? Je toekomst is de zon: op een dag zal je worden zoals de zon, want de aarde zelf zal worden zoals haar vader, de zon. De aarde is een kind van de zon, zij is ontsproten uit haar schoot. De zon heeft ze uitgestoten, maar gaat verder met het voeden en opvoeden van de aarde, zodat zij op haar beurt leert geven zoals de zon. Al zorgt de aarde voor plantengroei en vruchten, tot op heden kan zij nog lang niet met dezelfde edelmoedigheid geven als de zon. Bijgevolg moet zij nog verder leren, kijken en luisteren naar de woorden van de zon die zegt: ‘Je moet leren geven, je moet leren stralen zoals ik.’
Je zal zeggen: ‘Ja, maar spreekt de zon ook tot ons?’ Zeker, de aarde en de mensen hebben dezelfde oorsprong en dezelfde bestemming. Ieder menselijk wezen is een kleine aarde op zich en ieder moet op een dag worden zoals de zon.

Sommigen hebben een gekke voorstelling van de toestand waarin de mens zich boven in de Hemel bevindt. Zij geloven dat hij er enkel met z'n hoofd naar toe gaat en met niets anders, want de lever, de maag, de darmen en vooral de genitaliën zijn niet bepaald edele organen. Welnu, zij vergissen zich: de mens gaat in z'n geheel, onaangeroerd, naar het Paradijs en als je eens wist in welke pracht, schoonheid en zuiverheid! Net zoals God hem geschapen heeft in het begin. Hij heeft longen, hersenen, oren en ogen, maar onder een andere vorm of veeleer met een andere kwintessens, want boven bestaan geen vormen meer, maar enkel stromen, licht en krachten.
Alles in hem is georganiseerd en werkt alsof hij een maag, armen en benen had; niets ontbreekt, alles is aanwezig, maar in de vorm van vermogens, deugden en kwaliteiten. Want de organen van ons fysiek lichaam zijn in feite de vertegenwoordiging, de weerspiegeling van hemelse deugden en eigenschappen. Als je het menselijk wezen zou kunnen zien met al die kleuren en lichten die voortdurend uit hem komen en stralen, zou je er nooit genoeg van krijgen hem te aanschouwen.