In ons dagelijks leven is het heel moeilijk een onderscheid te maken tussen goed en kwaad, en te weten waar het ene begint en waar het andere eindigt, want beide zijn hopeloos in elkaar verstrengeld. Daarom staat er in de Tafel van Smaragd: ‘Je zult het fijne (het goede) van het grove (het kwade) scheiden, met grote vaardigheid.’
Het kwaad klampt zich aan het goede vast om er krachten uit te halen. En het goede klampt zich eveneens aan het kwaad vast, om zich ermee te voeden en dat is toegestaan: de plant heeft het recht uit de aarde, waarop hij groeit, de nodige elementen te halen, want zo houdt de plant zich aan de wetten van de schepping en het leven. Maar de bodem heeft niet het recht de krachten uit de plant te trekken. 

In het universum wordt de aarde niet beschouwd als een bevoorrechte plaats en het is dus geen eer zich daar te bevinden. De aarde is een verbeterhuis, waar de mensen heen worden gestuurd om stages voor hun vervolmaking te volgen. Maar dat zal niet altijd zo blijven, want de aarde is ook een enorm veld, waarop ontelbare wezens werken en arbeiden onder leiding van de Heer.
Voor het ogenblik is dat veld nog gedeeltelijk onbewerkt en er zijn nog eeuwen en duizenden jaren nodig, om het productief te maken. Maar de voorwaarden worden steeds beter en op een dag zal de aarde werkelijk een bloementuin, een goddelijke boomgaard zijn. Zij zal waarachtig het Koninkrijk van God zijn, bewoond door de kinderen van de liefde en het licht. Miljarden wezens zijn al zeer lang aan het werk en zij zetten zich vrijwillig in voor een gigantisch werk, waarvan zeer weinigen onder jullie zich een idee kunnen vormen.  

Ondervraag een zakenman, die fortuin gemaakt heeft. Geloof je echt dat hij je zal vertellen dat hij gelukkig is? Niets is minder zeker. Hij zal klagen dat hij overspannen is, dat zijn vrouw van zijn afwezigheid gebruik maakt om hem te bedriegen, dat zijn zoon onbekwaam is, dat zijn arbeiders luilakken zijn, dat zijn aandelen op de beurs gezakt zijn, dat hij door zijn concurrenten dreigt te worden geruïneerd, enz. Je luistert ernaar en na enige tijd voel je je al even overbelast als hij. Ondanks al zijn bezittingen, zal hij je nooit kunnen laten voelen hoe mooi het leven is, want hij leeft met de angst alles te verliezen... Zoals je ziet zal hij je dus niet alleen niets geven, omdat hij steeds bang is te verliezen wat hij bezit, maar bovendien zal hij je vrede, je levensvreugde afnemen.
Terwijl een man die gewerkt heeft, om spirituele rijkdom te verwerven, gelooft dat deze rijkdom onuitputtelijk is en dat niemand hem die afhandig kan maken. Hij zal dus altijd klaarstaan om ook jou ervan te laten genieten. Dankzij hem zul je beschikken over de beste methodes, de beste remedies om je evenwicht te vinden, om de schoonheid en de zin van het leven te proeven, in welke omstandigheden jij ook verkeert. 

Je zou soms echt het hoofd willen bieden aan sommige verleidingen, want je voelt dat je zult worden meegesleept in ellendige avonturen, als je geen weerstand biedt. Maar ondanks dat verlangen, slaag je er niet in je te beheersen en je bezwijkt. Waarom? Omdat je vanbinnen geen liefde hebt ontwikkeld voor iets mooiers, iets groters dat zich zou kunnen verzetten tegen je instincten. Als je die liefde zou bezitten, zou zij het gevecht aangaan en je in staat stellen te overwinnen.
Wilskracht alleen volstaat niet om te vechten; vroeg of laat zal zij toch capituleren. Het volstaat niet te zeggen: ‘Ik zal me niet laten meeslepen, ik zal weerstand bieden...’ Om weerstand te bieden tegen hetgeen je naar beneden trekt, moet je geholpen worden door een kracht die je optilt naar een hogere wereld: een verheven ideaal.  

Bestudeer de krachten die je gewoonlijk beschouwt als slecht en je zult merken dat zij misschien niet zo slecht zijn als je dacht. Hoeveel voorbeelden tonen ons niet dat wat slecht is voor de enen, niet noodzakelijk slecht is voor de anderen! Sommige dieren hebben een buitengewone weerstand tegen het vuur, andere tegen de kou, weer andere tegen vergif en nog andere tegen voedselgebrek. Bepaalde dieren sterven zelfs niet, wanneer men hen in tweeën snijdt...
De ideeën die de mensen bedacht hebben over het kwaad, zijn hun eigen ideeën en zijn zeker niet universeel geldig. Zij kunnen immers niet weten wat het kwaad is, zolang zij erover oordelen volgens hun zwakheden of beperktheden. Wanneer zij dichter bij de volmaaktheid zullen komen, zullen zij van mening veranderen. Zoals de Ingewijden, die naast dat angstaanjagende aspect van het kwaad dat de zwakkelingen bang maakt, er een heilzame kracht in kunnen vinden of zelfs een vriend.