De Ingewijden lezen niet zoveel boeken, geschreven door mensen. Voor hen is het waarachtige boek het grote Boek van de Levende Natuur, en zij buigen zich voortdurend over dat boek, om de symbolen, structuren en vormen ervan te interpreteren. En het Boek van de Levende Natuur is niet alleen de inventaris van de mineralen, planten, insecten en dieren, maar ook het leven in zijn totaliteit bij alle schepselen en in alle werelden.
Het komt er niet op aan de buitenkant van de natuur te kennen, maar het leven met zijn ontstaan en verloop, en de subtiele overeenstemmingen tussen de verschillende gebieden van het universum.
Het menselijk wezen bezit een fysiek lichaam, dat is duidelijk, maar dat is geen reden om enkel stil te staan bij zijn organen: de maag, de darmen, enz. Wat kunnen die je bijbrengen? Natuurlijk zul je zeggen dat de maag en de darmen je niet interesseren, dat je de schoonheid bij de mensen zoekt en dat men deze schoonheid kan vinden in de blik, het gelaat, de handen, enz. Ja, maar daar moet je evenmin stoppen; probeer nog verder te gaan, want anders stel je je bloot aan ontgoochelingen, omdat je je beperkt tot louter materiële details.
Als je voortdurend geïnspireerd en gelukkig wil zijn, tracht je dan te verheugen over de aanwezigheid en de subtiele emanaties van alle wezens die je omringen en bedenk dat een onzichtbare godheid in elk van hen woont. Naast het fysieke lichaam van een man of een vrouw is er nog al datgene wat zijn of haar ziel en geest uitstraalt – en dat is het belangrijkste.
Mensen beelden zich in dat zij zichzelf bevredigen door toe te geven aan verleidingen. Helemaal niet, zij werken immers voor anderen. Helaas beseffen zij dat pas op het einde, wanneer zij zich verarmd, verzwakt en leeg voelen. Op dat ogenblik begrijpen zij dat ze heel hun leven lang voor anderen hebben gewerkt en niet voor zichzelf, dat wil zeggen voor dat deel in hen dat voortdurend moet groeien, rijker worden en openbloeien. En wie zijn die ‘anderen’? Duistere entiteiten van het astrale gebied, die zich onophoudelijk komen voeden en verrijken ten koste van ons!
Daartegenover bestaan er ook andere schepselen van de onzichtbare wereld, lichtende schepselen, voor wie wij kunnen werken, terwijl wijzelf er voortdurend baat bij vinden. Want bij iedere inspanning die wij leveren om deze schepselen te plezieren en tevreden te stellen, vermeerdert ons erfdeel, onze rijkdom en onze kracht.
De liefde is een kosmische energie die overal in het universum verspreid is. Men kan de liefde vinden in de aarde, in het water, in de lucht, de zon en de sterren... Men kan ze vinden in de stenen, de planten, de dieren... En men kan ze ook vinden bij de mensen, dat spreekt vanzelf, maar uiteraard niet alleen bij hen.
Daarom moet je niet het gevoel hebben dat je van liefde verstoken bent, als je geen man of vrouw in je armen kunt houden. Niet het lichaam, niet het vlees zal je de liefde geven, want de liefde bevindt zich niet daar. De liefde kan het fysieke lichaam gebruiken als steun, maar zijzelf bevindt zich elders: zij is namelijk overal, het is een licht, een soort nectar of ambrozijn, die de ruimte vult.
Het ogenblik waarop de mens de aarde gaat verlaten om te vertrekken naar de andere wereld, is van kapitaal belang. Daarom heeft de Kerk, die zich niet altijd toelegt op het wijzer maken van de mensen wanneer zij tijdens hun leven zondigen en misdaden begaan, de laatste sacramenten ingesteld, het Heilig Oliesel, om de christen voor te bereiden op de grote reis die hij gaat ondernemen. De priester probeert hem terug te brengen tot de essentiële vragen: hij legt uit dat het tijd is terug te blikken op zijn leven, om in het diepst van zichzelf zijn geloof in de Schepper weer te vinden en Hem vergiffenis te vragen voor zijn zonden.
Heeft hij gelijk? Ja, want op deze wijze volgt de priester een buitengewoon oude traditie, zelfs indien hij de juiste reden van deze praktijk niet kent. Zij die hun fysieke lichaam verlaten, zonder zich ooit voorbereid te hebben of zonder ooit geloofd te hebben in het bestaan van God en van andere werelden, lijden daarna veel en dwalen in de duistere gebieden van het hiernamaals. Daarom is het heel erg dat men de mensen vasthoudt in die dwaling dat er niets bestaat na de dood. Onder het voorwendsel dat men de mensen bevrijd heeft van een absurd geloof, bereidt men hen vaak beproevingen voor, die nog verschrikkelijker zijn dan degene die zij al op aarde hebben doorstaan.