Wanneer de leerling zich eerlijk toelegt op het spirituele leven, is het voor hem van weinig belang of zijn werk bekend is of niet; hij geeft er niet om, of men weet wat hij doet, dat hij een rol van betekenis speelt. Alleen zijn werk is voor hem belangrijk, niet in de wereld van de mensen, maar in de wereld van het licht.
Velen, die het werk niet op de eerste plaats stellen, willen onmiddellijk erkenning oogsten voor wat zij doen. Zij willen nuttig zijn om beroemd te zijn, dus er zit een persoonlijke drijfveer achter. Vanzelfsprekend is het moeilijk dat verlangen naar waardering volledig te overwinnen. En toch, zodra de glorie hem niet meer interesseert en hij zich zonder enige bijbedoeling wijdt aan dat wonderbare werk, begint de Hemel de leerling op prijs te stellen en wordt hij toegelaten tot de raadsvergaderingen boven. Wie zo ver komt, kan niets beters verlangen.
Zie ook ‘De onuitputtelijke bronnen van de vreugde’, Izvor reeks 242, hst.2,16,17