Heel de bestemming van de mens wordt bepaald door zijn houding tegenover de Hemel. Maar in plaats van het hoofd te buigen voor de grootheid van God en Hem te verheerlijken, nemen de mensen een minachtende houding aan, waardoor zij de plannen van God dwarsbomen en wanorde brengen in de schepping. De ergste vijand van de mens is de hoogmoed; deze verwaande en zelfgenoegzame houding voert de mens naar zijn ondergang.

Als hij zijn hachje wil redden, moet hij een gewijde houding leren aannemen tegenover de schepping, trillen als een eolische harp* bij ieder zuchtje, bij iedere impuls van de Hemel, zich leren één te voelen met het universum, met de ziel van de wereld, met God. In die uitwisseling werken de energieën van de hogere wereld op hem in: de zuiverste elementen worden uitgestort in zijn ziel, terwijl de duistere elementen opgeslorpt worden door de oneindigheid en verdwijnen.

*genoemd naar de Griekse god Aiolos, de god der winden.

Zie ook ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221, hst. 11.