Alleen maar ogenschijnlijk hebben de mensen de problemen van het collectieve leven opgelost. Uitwendig hebben zij naties gevormd, maatschappijen georganiseerd waarvan de leden elkaar steunen en waar allen elkaar dienen en van alles kunnen genieten. Maar innerlijk blijven ze geïsoleerd, agressief en vijandig jegens elkaar. Alle vooruitgang, die zij hebben geboekt in het materiële en praktische leven, op het gebied van organisatie en techniek, hebben zij nog niet kunnen toepassen op innerlijk gebied. Daarom lijdt de mensheid ondanks alle vooruitgang nog steeds aan dezelfde kwalen: oorlogen, ellende, hongersnood, verdrukking en dit allemaal in verhoudingen die tot vandaag ongekend waren.

Men moet voor eens en altijd begrijpen dat waarachtige verbeteringen slechts tot stand kunnen komen dankzij een diepgaande mentaliteitswijziging. Psychisch, spiritueel moeten de mensen zich met elkaar verbonden voelen, om de enige waarachtige samenleving te vormen: de innerlijke universele broederschap. Wanneer ieder individu zich inspant, om het hoger bewustzijn van de eenheid te bereiken, zullen de samenlevingen, de volkeren en de naties in geluk en vrijheid leven.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk, deel 11, hst. 22 en ‘Op aarde zoals in de hemel’, Synopsis II, deel 4.1.