Kristallen en edelstenen zijn de kwintessens van de aarde. Bloemen zijn de kwintessens van het water. Vogels zijn de kwintessens van de lucht. De Ingewijden, die de Godheid op aarde vertegenwoordigen, zijn de kwintessens van het vuur. En tenslotte, boven het vuur, heb je nog de kwintessens van de ether, dat wil zeggen de ultieme kwintessens: heel de engelenwereld tot aan God, heel die reeks van wezens die op en neer gaan tussen de aarde en de Troon van God, die aartsvader Jacob heeft aanschouwd.

In de Heilige Boeken staat dat de mens moet worden als een edelsteen op de kroon van de Schepper. Dit is een symbool. De edelsteen is verbonden met de aarde en wordt gevoed door de aarde. De bloemen kunnen niet leven zonder water, de vogels leven in de lucht en de mensen sterven als ze geen contact hebben met het vuur. Het vuur is het voedsel van de Ingewijden. Toen Zoroaster vroeg aan de God Ahoera-Mazda hoe de eerste mens zich voedde, antwoordde Ahoera-Mazda: ‘Hij at vuur en hij dronk licht.’

Zie ook ‘Op weg naar een zonnebeschaving’, Izvor 201, hst. 4.2 en ‘U bent goden’, Synopsis I, deel 6.