Alvorens zich bezig te houden met haar kind, moet een moeder zich met de gedachte eerst tot God wenden, om zich in verbinding te stellen met het hemelse leven. Want het is niet voldoende bekommerd te zijn om het lichamelijk welzijn van haar kind, borstvoeding te geven, het te kleden, te wassen en in bed te leggen... In alles wat zij voor het kind doet, moet zij ook spirituele elementen leggen. Als zij zich tevredenstelt met alledaagse bekommernissen voor haar kind, zal zij er ook een alledaags kind van maken, omdat zij het zal hebben weggehouden van de aanwezigheid van God.

   Om haar kind echt te kunnen voeden en opvoeden, is het nodig dat zij zich tot God wendt en Hem zegt: ‘Heer, ik kom naar U, opdat U me het licht, de liefde, de gezondheid en de schoonheid van de Hemel zou geven voor mijn kind.’ Op die manier zal zij in de nabijheid van haar kind zuivere en lichtende deeltjes kunnen uitstralen, die er een uitzonderlijk wezen van zullen maken.

Zie ook ‘de opvoeding begint voor de geboorte’, Izvor 203, hst. 5.