Hoe ouder de mens wordt, hoe scherpzinniger, stralender en machtiger hij kan worden. Dat men meestal het tegenovergestelde ziet, heeft te maken met het feit dat mensen zozeer gewend zijn zich te vereenzelvigen met hun fysieke lichaam, dat zij alle ongemakken en wisselvalligheden ervan passief ondergaan. Maar voor een waar spiritualist doet zich juist het tegenovergestelde voor: zijn denken wordt steeds levendiger en werkzamer, want hij heeft geleerd zich te bevrijden van de beperkingen op lichamelijk gebied, om zich te vereenzelvigen met de geest.
De geest is almachtig, de geest is onsterfelijk, de geest is alwetend en door je met hem te vereenzelvigen, ontsnap je aan de materie. Het lichaam is uiteraard verplicht om de wetten van de materie te volgen, maar de geest gehoorzaamt niet aan deze wetten. Bijgevolg is ouderdom geen bezwaar voor een spiritueel mens, integendeel, zijn gedachte bevrijdt zich en wordt nog actiever in de subtiele gebieden.
Zie ook ‘De vrijheid, overwinning van de geest’, Izvor 211, hst. 1, 2, 7.