Een Meester is als een vader of een moeder die je opvoedt, en zoals je niet eeuwig bij je vader of moeder hoeft te blijven, moet je doel ook niet zijn bij je Meester te blijven, maar naar God te gaan. Je Meester blijft trouwens ook niet op dezelfde plaats, hij gaat ook naar God, en je moet hem volgen om bij God te komen. Het vertrekpunt is God en het eindpunt is ook God.

   Je zult zeggen: ‘Maar tellen mijn vader en mijn moeder dan niet? – Zij waren de aannemers, zij hebben voor jou een lichaam gemaakt: je huis... een hut of een tempel, het hangt ervan af. – Maar ik wil dat ze bij mij blijven. – Wel, neem hen dan mee op reis, maar als ze jou niet willen volgen, moet je niet bij hen blijven, dat wil zeggen, niet op hun niveau.’ Daarom zei Jezus: ‘Je zult je vader en je moeder verlaten om mij te volgen.’ Maar als je vader en je moeder met jou meegaan, heeft Jezus nooit gezegd dat je hen in de steek moet laten: waarom zou je iemand achterlaten die gelijke tred met je houdt?

Zie ook ‘De onuitputtelijke bronnen van de vreugde’, Izvor 242, hst. 1.