In het heelal kun je alles vinden: de hemel, de aarde en zelfs de hel; het is aan jou om te weten waar je heen wilt. Als je door onvoorzichtigheid in de hel bent beland, is dat geen reden om er eeuwig te blijven: je kunt er weer uitkomen. Het kan gebeuren dat je verplicht bent met vrienden aan de zwier te gaan, maar dat wil niet zeggen dat je nooit meer uit de kroeg zult komen... Je gaat wandelen in het bos en je wilt aardbeien plukken, dat spreekt vanzelf, maar denk eraan op tijd terug te gaan, anders valt de nacht en vind je de weg terug niet meer... ‘Ach, ik heb een ongelukkig woord gesproken, dat alles kapot heeft gemaakt...’ Dat geeft niets, spreek dan enkele andere woorden die de schade herstellen. En als je in een moeras valt, waar het wemelt van de insecten die je steken, haast je dan om naar bewoonbare gebieden te verhuizen, in plaats van kreten te slaken en gebeden op te dreunen.
In de ergste situaties moet je geloven dat niets definitief is en hoef je er alleen maar aan te denken je te verplaatsen of de situatie te verhelpen.
Zie ook ‘Spiritueel leven – 115 gouden regels’, Izvor 227, p. 107, 114 en ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224, hst. 12.