De materie is de vorm die de geest bevat, vasthoudt en samendrukt. Een atoomexplosie bijvoorbeeld is in feite een uitbarsting van de geest, die zich openbaart als warmte en vuur. Om de explosie te doen plaatsvinden, is het nodig dat de geest samengedrukt in de materie aanwezig is. De materie op zich kan niets, zij is enkel een steun, een omhulsel.

Bijgevolg hebben allen, die in bewondering staan voor de macht van de materie, ongelijk. Zij hebben niet opgemerkt dat de kracht die ervan uitgaat, die van de geest is, die enkel een zekere tijd in de materie opgesloten zit om niet verloren te gaan en die het ogenblik afwacht om zich te openbaren. Het bewijs? Zodra deze krachten bevrijd worden, kan men ze niet meer terugwinnen. Wanneer de geest heeft kunnen ontsnappen, is het onmogelijk hem opnieuw gevangen te nemen en hij keert terug naar de gebieden waar hij vandaan komt. Wat de materie betreft, daar blijft niets van over: zij wordt verpulverd, vernietigd door de geest.

Zie ook ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224, hst. 7.