Het gehoor en het zicht laten de mens vrij, terwijl de reukzin, de smaakzin en de tastzin hem tot slaaf maken, want zij verplichten hem dichter bij de dingen en de mensen te komen. Het is jammer dat de hogere zintuigen, het zicht en het gehoor, de mens vaak naar de lagere zintuigen leiden. Ja, de ogen en de oren doen hun best om contracten te tekenen met de neus, de mond en de handen.

Een man staat in verrukking voor de schoonheid van een vrouw, voor de klank van haar stem, maar in plaats van zich tevreden te stellen met kijken en luisteren, doet hij alle moeite haar te naderen, haar geur op te snuiven, haar te strelen en te omhelzen... De discipel begrijpt dat hij dit contract moet verbreken, dat hij moet afzien van het benaderen van dingen en mensen om ze te ruiken, te proeven en aan te raken, om op die manier enkel met hun subtiele kant in contact te blijven via de ogen en de oren.

Zie ook ‘Subtiele centra van de mens – aura, zonnevlecht, hara, chakra’s’, Izvor 219, hst. 1 en ‘U bent goden’, Synopsis I, deel 8.1.