Het doel van de Inwijding is de mens uit het beperkte kringetje van zijn lager zelf te laten stappen, om de onbegrensde cirkel van het kosmische bewustzijn te bereiken. Dit bewustzijn leeft in hem, maar hij bezit er nog geen heldere kennis van.
Er bestaan dus twee polen: jijzelf hier, het bewustzijn dat je van jezelf hebt, dat wil zeggen je lager zelf, en anderzijds je sublieme Zelf, dat ook in jou leeft, werkt en zich uitdrukt, maar waarvan je je nog niet ten volle bewust bent. Je kunt je dat sublieme wezen, dat zich wil leren kennen via de dichte materie die je bent, inbeelden. Dat wezen kent zichzelf reeds boven, uiteraard, maar het wil zich via jou leren kennen, via de ondoorzichtige materie. Dankzij de moeite die jij doet, om je deze toenadering tot je hoger Zelf in te beelden, zal zich op een dag zo’n verlichting in jou voordoen, dat je bewustzijn geen grenzen meer zal kennen; je zult in het licht baden en je zult je eindelijk één voelen met je hoger Zelf.
Zie ook ‘Ken uzelf – elementen en structuren van het psychische leven’, Izvor 222, hst. 13 en ‘Het leven, meesterwerk van de geest’, Synopsis III, deel 6.