Angst spoort de dieren aan oplettend, sluw en intelligent te worden. Maar het spreekt vanzelf dat het soort intelligentie, dat de angst bij schepselen ontwikkelt, een zeer laag vermogen is op de schaal van de evolutie. De natuur heeft het geschikt gevonden voor de dieren, maar wanneer het om mensen gaat, is het anders; voor hen heeft de natuur een andere vorm van intelligentie voorzien.

Wanneer een mens oplettend en intelligent wordt uit angst – angst om zijn geld, zijn huis, zijn gezondheid, zijn baan of zijn reputatie te verliezen – is zijn intelligentie slechts van dierlijke aard. Aangezien de mensen als opdracht hebben verder te gaan dan de dieren, moet bij hen een ander gevoel ontwaken, om de angst te overwinnen, en dat gevoel is de liefde. De liefde verjaagt de angst. Wanneer de liefde de mensen stimuleert, begint de echte intelligentie, de goddelijke intelligentie in hen te ontwaken.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 9.