Het meest noodzakelijke en eervolle werk dat de Hemel van ons vraagt, is deel te nemen aan de verwezenlijking van het Koninkrijk van God. Wanneer je naar bijeenkomsten van de broederschap gaat, breng je gedachten dan altijd weer in de richting van het Koninkrijk van God en zijn Gerechtigheid, in plaats van ze overal te laten ronddwalen en verstrooid te zijn. Aangezien wij talrijk zijn en vaak samenkomen, worden de krachten en energieën die wij uitstralen, opgeslagen in goddelijke reservoirs, zodat zij op een dag resultaat zullen geven. Wanneer? Dat kunnen wij niet weten.

Wij verenigen ons voor de komst van het Koninkrijk van God. Zelfs als onze gedachten en verlangens er niet in zullen slagen, zal het Rijk Gods in ons komen; het zal ons gegeven worden, omdat wij ervoor gewerkt hebben. Als anderen het niet willen aanvaarden, zal het naar ons gestuurd worden. Je schiet er nooit bij in als je werkt voor een subliem ideaal.

Zie ook ‘In naam van de Duif: innerlijke vrede, wereldvrede’, Izvor 208, hst. 9.