Wanneer je spreekt zonder na te denken, zonder je woorden te wikken en te wegen, lijk je op een man die zich vermaakt met het rondstrooien van brandende lucifers, overal waar hij voorbijgaat. Uiteraard breekt er brand uit, en zelfs als je je verontschuldigt: ‘Oh, dat heb ik niet willen zeggen, het spijt me’, is het toch te laat, want de huizen om je heen staan al in lichterlaaie, zij liggen al in de as. En zo help je de duistere krachten bij hun afbraakwerken.

De mens is zich nooit voldoende bewust van de schade die hij met het woord kan aanrichten. Indien je de oorsprong zoekt van misverstanden, tweedracht en conflicten tussen mensen, zul je zien dat het in de meeste gevallen het woord is: iemand heeft er maar op los gepraat, zonder een bepaald doel, voor het plezier van het praten, om zichzelf interessant te maken... Probeer dus voortaan op je woorden te letten. Wanneer je moet spreken, doe het dan met de bedoeling de mensen die naar jou luisteren te verbeteren, hun verstand te verlichten, hun hart te verwarmen en vooral hun wil dienstbaar te maken aan een verheven ideaal.

Zie ook ‘De lach van de wijze’, Izvor 243, hst. 8.