Een echte discipel heeft leren stijgen en dalen. Hij weet dat hij niet altijd op de toppen kan blijven, maar hij blijft ook niet te lang hangen in het stof, de drukte en het lawaai van de valleien. Hij stijgt, hij daalt... om weer te stijgen en opnieuw te dalen...
Dalen betekent liefde uitdrukken, stijgen is wijsheid zoeken, studeren, mediteren, bidden. Het is niet goed te studeren zonder daarna weer af te dalen, om de anderen te gaan helpen met de verworven kennis... Men moet de gewoonte aannemen deze dubbele beweging uit te voeren. De asceten en kluizenaars die in grotten of in de woestijn zijn gevlucht, hebben het probleem niet altijd goed opgelost. En evenmin degenen die nooit de toppen beklommen hebben, dat wil zeggen, die nooit de behoefte aan een spiritueel leven hebben ervaren.
Zie ook ‘Spirituele Meesters – lichtbakens voor alle tijden’, Izvor 207, hst. 5.