Op aarde zijn wij altijd overgeleverd aan wisselvalligheden: de hemel is blauw, de zon schijnt, maar op een ander ogenblik komen er wolken opzetten die zich tussen de zon en ons plaatsen en dan zitten we in het duister en de kou. Dat is waar op fysiek vlak en dat is ook waar op spiritueel vlak.
Toen de mensen in het Paradijs leefden, was alles voor hen gemakkelijk. Maar toen zij zich
begonnen te verwijderen van het Paradijs, om af te dalen in de materie, hebben zij kou, duisternis, ziekte en dood ontdekt. Zo legt de Inwijdingswetenschap ons de omstandigheden uit, waarin wij tegenwoordig leven. Maar in het universum is er een gebied dat bestaat uit een etherische, lichtgevende en stralende materie, waar een eeuwige lente heerst. Op fysiek vlak is het vanzelfsprekend onmogelijk te ontsnappen aan de afwisseling van de seizoenen en van gelukkige of ongelukkige gebeurtenissen, maar met de gedachte kunnen wij ons verheffen tot het gebied van de eeuwige lente. Want dat bestaat, het is een realiteit... Als je erin slaagt je te verheffen tot de wereld van de geest, kan niets meer zich tussen de zon en jou plaatsen, en dan ben je altijd verlicht, verwarmd, verlevendigd... in vervoering!
Zie ook ‘De onuitputtelijke bronnen van de vreugde’, Izvor 242, hst. 5 en 6.