Wat je ook overkomt, vergeet nooit dat God de mens heeft geschapen naar Zijn beeld en dat het onmogelijk is dat de mens definitief verloren gaat, hoe diep hij ook mag vallen of hoe wanhopig hij ook mag zijn: hij zal altijd tegengehouden worden op de rand van de afgrond. Soms kan men denken dat hij met het hoofd naar beneden in de afgrond stort, maar in feite zal hij uiteindelijk altijd gered worden, wat hij ook doet, aan welke gevaren hij zich ook blootstelt. Want de mens draagt diep vanbinnen de goddelijke afdruk: deze houdt hem tegen als een machtige hand, zelfs op het moment dat men gelooft dat hij voor altijd verloren is, en dat beeld van God geeft hem de mogelijkheid opnieuw de weg naar het licht in te slaan.

Onthoud dit goed: zelfs als de mens ten prooi is aan krachten die hem naar de afgrond voeren, is er nooit iets reddeloos verloren, want de Schepper heeft in hem een soort veiligheidsslot geplaatst, een vonk die eeuwig zal getuigen van zijn verbondenheid met God.

Zie ook ‘Een toekomst voor de jeugd – jongeren en spiritualiteit’, Izvor 233, hst. 15.