Een moeder voedt haar kind eerst met haar bloed en daarna met haar melk. Symbolisch stelt het bloed dat rood is, het leven, de kracht en de activiteit voor, en de melk die wit is, stelt de vrede, de zuiverheid voor. Het is het principe van de harmonie die de instinctieve neigingen van het bloed in evenwicht komt brengen.
Daarom missen alle kinderen die niet gevoed werden met de melk van hun eigen moeder, iets essentieels. De melk van andere vrouwen of van dieren bevat voor het kind niet dezelfde elementen als de melk van zijn moeder. De moeder die haar kind voedt, geeft het via de melk die liefde en tederheid die het kind zo nodig heeft om zich te ontwikkelen. Daarom mag zij haar kind niet voeden, als ze boos of slechtgeluimd is. Dan kan zij beter wachten tot zij haar kalmte herwonnen heeft, want deze negatieve toestand vergiftigt de melk, en het kind ontvangt dan elementen die het fysiek of psychisch ziek kunnen maken. Moeders moeten daarom heel waakzaam zijn en zich bijgevolg altijd voorbereiden om hun kind in zo goed mogelijke omstandigheden te voeden.
Zie ook ‘De opvoeding begint voor de geboorte’, Izvor 203, hst. 4.