Waar jullie ook gaan, in de bergen, in de bossen, langs de oevers van meren of oceanen, toon dat jullie je bewust zijn van de aanwezigheid van de etherische schepselen die daar wonen, indien jullie je willen laten kennen als kinderen van God die verlangen naar een lichtender en subtieler leven.
Benader die schepselen met respect en ingetogenheid. Begin met hen te groeten, betuig hun je vriendschap, je liefde en vraag om hun zegeningen. Die schepselen merken je op van verre en zijn zo opgetogen over je houding, dat zij zich klaarmaken om je te overladen met hun geschenken: vrede, licht en zuivere energie. Dan baad je in de liefde en de verrukking van deze spirituele wezens, en als je weer afdaalt naar de valleien, naar de steden, neem je heel die rijkdom met je mee, maar ook openbaringen en ruimere, verreikende ideeën.
Zie ook ‘De weg van de stilte’, Izvor 229, hst. 6.