Buiten zijn medeweten is ieder menselijk wezen de bewaarder van heel de kennis van het universum. Deze kennis ligt heel diep in hem opgeslagen, beweegt niet, vibreert niet, omdat de omstandigheden zich er niet toe lenen. Zij blijft dus lange tijd voor hem ontoegankelijk.

Zeg je: ‘Maar hoe komt dat?’ Wel, dat is een heel lange geschiedenis. Sedert de mens de schoot van de Allerhoogste heeft verlaten om in de materie af te dalen, heeft hij een hele weg afgelegd in tijd en ruimte. Vaak waren het voor hem slechts dramatische avonturen en wederwaardigheden, waarbij hij ervaring opdeed en nieuwe kennis verwierf, maar hij verloor ondertussen ook veel van zijn oorspronkelijke kennis en licht. Of beter gezegd, die kennis werd geleidelijk bedekt door een opeenstapeling van ondoorzichtige lagen. Om opnieuw in het bezit te komen van die kennis, moet de mens beantwoorden aan bepaalde voorwaarden die hij enkel kan vinden in een Inwijdingsschool.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 5 en hst. 18 en ‘Spiritueel leven – 115 gouden regels’, Izvor reeks 227.