Op aarde zijn wij altijd overgeleverd aan wisselvalligheden: de hemel is blauw, de zon schijnt, maar op een ander ogenblik komen er wolken opzetten die zich tussen de zon en ons plaatsen en dan zitten we in het duister en de kou. Dat is waar op fysiek vlak en dat is ook waar op spiritueel vlak.

Toen de mensen in het Paradijs leefden, was alles voor hen gemakkelijk. Maar toen zij zich

begonnen te verwijderen van het Paradijs, om af te dalen in de materie, hebben zij kou, duisternis, ziekte en dood ontdekt. Zo legt de Inwijdingswetenschap ons de omstandigheden uit, waarin wij tegenwoordig leven. Maar in het universum is er een gebied dat bestaat uit een etherische, lichtgevende en stralende materie, waar een eeuwige lente heerst. Op fysiek vlak is het vanzelfsprekend onmogelijk te ontsnappen aan de afwisseling van de seizoenen en van gelukkige of ongelukkige gebeurtenissen, maar met de gedachte kunnen wij ons verheffen tot het gebied van de eeuwige lente. Want dat bestaat, het is een realiteit... Als je erin slaagt je te verheffen tot de wereld van de geest, kan niets meer zich tussen de zon en jou plaatsen, en dan ben je altijd verlicht, verwarmd, verlevendigd... in vervoering!

Zie ook ‘De onuitputtelijke bronnen van de vreugde’, Izvor 242, hst. 5 en 6.

Je ontmoet een prachtig wezen dat je leuk vindt en wilt leren kennen. In plaats van tot elke prijs te proberen die persoon op fysiek vlak te benaderen, is het beter eerst te luisteren naar de vibraties van zijn stem, het licht van zijn blik op te vangen en je te verheugen in de harmonie van zijn gebaren. Zo zul je geleidelijk in contact komen met het meest subtiele en goddelijke van die persoon en je zult ongekende en onuitsprekelijke gevoelens beleven.

Zo zul je ook ontdekken dat mannen of vrouwen, die je geneigd was te minachten of te negeren omwille van hun uiterlijk, in werkelijkheid uitzonderlijke wezens zijn die je veel meer kunnen verrijken dan andere personen, die slechts ogenschijnlijk interessanter of verleidelijker lijken.

Zie ook ‘De onzichtbare wereld – helderziendheid, intuïtie en dromen’, Izvor 228, hst. 6.

Zoveel mensen zeggen: ‘Ik wil mijn eigen leven leiden.’ Ja, maar wat voor een leven? Een dierlijk leven of een goddelijk leven?... Allen die enkel denken aan het leiden van hun ‘eigen leven’, hebben een bestaan dat nergens op lijkt. De discipel moet een ander doel op het oog hebben en zeggen: ‘Heer, ik begin te beseffen dat ik niets beteken zonder U, zonder Uw licht, zonder Uw Intelligentie. Ik heb mijn zin willen doen en nu ben ik beschaamd, heb ik een afkeer van mezelf... Voortaan ben ik bereid om U te dienen, draag ik mijn leven aan U op, om eindelijk iets nuttigs te doen voor heel de wereld.’

Dag en nacht moet men dit herhalen. Zelfs als God Zijn oren dichtstopt, omdat Hij genoeg heeft van je gezaag, moet je toch volhouden. De Vierentwintig Oudsten* zullen een vergadering houden en zij zullen een decreet over jou uitvaardigen met de woorden: ‘Wel, vanaf die dag en dat uur zullen wij je bestemming veranderen.’ En dat decreet zal afgekondigd worden in alle gebieden van de ruimte. De Engelen en alle dienaars van de Hemel zullen het meteen opvolgen en je zult vaststellen dat je leven getransformeerd wordt.

* De Heren van het karma, op tronen gezeten in de sefira Binah. Zie ook het Bijbelboek Openbaring, hst. 4 en 5.

Zie ook ‘De Nieuwe Aarde – methoden, oefeningen, formules, gebeden’, Verz. werk deel 13, hst. 1.

Sommigen vragen zich af hoe men een zwarte magiër wordt... In feite is dat heel gemakkelijk. Wie zijn slechte neigingen de vrije loop laat, wie voortdurend de wetten van de goedheid, de rechtvaardigheid en de liefde overtreedt, wie probeert te slagen op kosten van de anderen door hen te verdringen en te vernietigen, wel, zo iemand kan alleen maar een zwarte magiër worden. Dat is dus duidelijk.

Velen beelden zich in dat men een duivelse meester moet hebben, die de kunst van toverij en noodlottige bezweringen onderwijst, om een zwarte magiër te worden. Dat kan gebeuren, maar men heeft niet absoluut een meester nodig om een zwarte magiër te worden. Zonder meester, zonder iets, kan gelijk wie het worden; het volstaat dat men zich laat leiden door zijn lagere natuur. En hetzelfde is waar voor een mens die alleen maar denkt aan het helpen en verlichten van de ander. Zelfs als hij geen meester heeft om hem te onderrichten, is hij toch een witte magiër aan het worden.

Zie ook ‘Op aarde zoals in de hemel’, Synopsis II, deel 3.4.

Je kunt niet ontsnappen aan het karma, maar je kunt het betalen op verschillende manieren. Het gebed is een vorm van betaling, want in het gebed leg je goud, dat wil zeggen, al het beste van je hart, je ziel en je geest. Je hebt spijt van je fouten en je belooft ze te herstellen door goede daden. Dan zegt de Hemel: ‘Aangezien hij berouw toont en het wil goedmaken, heeft hij het begrepen: laten wij zijn beproevingen verlichten.’

Want wat wil de Hemel? Dat wij ons verbeteren. Hij wil ons zeker niet verpletteren, waartoe zou dat dienen? De Hemel verlangt enkel dat wij bewuster en wijzer worden. Als wij bijgevolg stijfkoppen zijn, blijft hij ons beproevingen sturen. Maar als hij ziet dat wij de les begrepen hebben, zonder dat het nodig is alle beproevingen te ondergaan, volstaat dat voor de Hemel, die er immers niet op uit is ons te vernietigen.

Zie ook ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224, hst. 12 en ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221.