De astrologen van weleer zeiden al dat de sterren neigen, maar niet bepalen. Ja, de sterren
werken in op de mensen, zij beïnvloeden hen om een bepaalde richting te nemen. Wanneer het gaat om zeer ontwikkelde wezens, is hun invloed niet groot genoeg om hun daden te bepalen; maar voor de meeste mensen, die zwak zijn, is het net alsof zij gedwongen worden.
Kijk bijvoorbeeld naar een mooi meisje; zij zegt niet tegen de jongen die ze ontmoet: ‘Kom met me mee, omhels me...’ Evenmin werpt ze zich op hem, maar zij heeft bepaalde maniertjes, zij neemt een zekere houding aan en het is de jongen die zich op haar werpt. Je ziet dat zij niets heeft gezegd, niets heeft gedaan, maar toch heeft zij die jongen zover gekregen. Waarom? Omdat hij zwak is. Welnu, de sterren zijn net als mooie meisjes: zij kunnen iets in je wakker maken en als je zwak bent, bezwijk je. Zij geven je een beetje woede en je stort je op je buurman om hem te vermoorden. Daarna kunnen zij zeggen: ‘Maar wij hebben hem toch niet gedwongen!’ Ja, maar ondertussen heb je het hoofd van je buurman al ingeslagen.
Zie ook ‘De vrijheid, overwinning van de geest’, Izvor 211, hst. 3.
Men vergist zich zeer door te denken dat de stilte noodzakelijk overeenkomt met de woestijn, de leegte, de afwezigheid van iedere activiteit, iedere schepping, in één woord het niets.
In werkelijkheid is er stilte en stilte, en in het algemeen kan men zeggen dat er twee soorten stilte bestaan: die van de dood en die van het hogere leven. Wij spreken hier over de stilte van het hogere leven en juist die stilte moet men begrijpen. Zij is immers geen bewegingloosheid of inertie, maar een intens werk dat zich voltrekt in de schoot van een volmaakte harmonie. Het is evenmin een leegte, een afwezigheid, maar integendeel een volheid die vergeleken kan worden met wat mensen ervaren, die verenigd zijn door een grote liefde. Zij beleven iets dat zo diep gaat, dat zij het niet kunnen uitdrukken met gebaren of woorden. De stilte is een kwaliteit van het innerlijke leven.
Zie ook ‘De weg van de stilte’, Izvor 229, hst. 2.
Omdat zij het gevoel voor de onzichtbare wereld hebben verloren, zijn mensen zich er niet meer van bewust, dat zij door hun gedachten en gevoelens duistere geesten kunnen aantrekken en lichtende geesten afstoten, en omgekeerd. Daarom worden zij voortdurend belaagd door slechte krachten. Ja, dit is pure realiteit: in ons en om ons heen bestaan boosaardige entiteiten, en zij die zich niet weten te beschermen door een geschikt psychisch werk, ondervinden ongemakken en kunnen bovendien het slachtoffer worden van deze ongewenste wezens.
Wie daarentegen kan leven in toestanden van vrede, harmonie en zielsverheffing, slaagt erin prachtige schepselen aan te trekken, en ook hun aanwezigheid komt tot uiting: hij voelt zich opgetogen, in het licht, alsof hij de hele schepping omhelst. Hijzelf beseft het misschien niet, maar de aanwezigheid van deze hemelse entiteiten is de oorzaak.
Zie ook ‘U bent goden’, Synopsis I, deel 5.3 en ‘De onuitputtelijke bronnen van de vreugde’, Izvor 242, hst. 18.
Wanneer je ‘s morgens de zon gaat aanschouwen, denk er dan aan dat je dichter bij je eigen centrum komt door het centrum van ons universum te naderen. Bij de zon word je levendiger, want de zon is het vuur van het leven.
Nader iedere morgen de zon met de gedachte dat je een vonk, een vlam kunt opvangen, om in jezelf op te bergen en voorzichtig mee te nemen als de kostbaarste schat. Want dankzij deze vlam zal heel je leven gezuiverd en gesublimeerd worden en overal waar je gaat zul je zuiverheid en licht brengen.
Zie ook ‘Op weg naar een zonnebeschaving’, Izvor 202, hst. 4 en ‘Het licht, de levende geest’, Izvor 212, hst. 2.
Zoals de boom ontvangt het menselijk wezen energieën uit de kosmische oceaan en deze energieën ontvangt hij zowel met zijn wortels als met zijn bladeren en bloemen, symbolisch gesproken.
Met zijn wortels dringt de mens diep door in de bodem, maar uit de bodem haalt hij enkel fysieke krachten. De wortels van de mens worden voorgesteld door de organen die zich onder het middenrif bevinden: de maag, de darmen, de seksuele organen. De bladeren worden voorgesteld door de longen en het hart. Het hoofd met de mond, de oren, de neus en de ogen kan tenslotte vergeleken worden met de bladeren en de bloemen, die veel subtielere energieën ontvangen, hoewel nog altijd minder subtiel dan de hersenen. Daarboven is het de geest die goddelijke energieën ontvangt. Bijgevolg moet je de geest in jou wakker maken en hem in beweging brengen, want hij alleen is in staat om de goddelijke energieën op te vangen.
Zie ook ‘De mens verovert zijn bestemming – reïncarnatie en karma’, Izvor 202, hst. 5.