Een Meester is zich in zijn gedachten altijd bewust van het bestaan van hogere entiteiten aan wie hij op een dag rekenschap zal moeten geven. Als hij die wezens zou vergeten en enkel aan zijn leerlingen zou denken, zou hij ongewild verkeerd handelen: want indien men de band met de Hemel verbreekt, berokkent men onvermijdelijk kwaad. Het is voor jullie dus niet belangrijk te weten, of je al dan niet telt voor je Meester, maar na te gaan of je spiritueel rijker, sterker, wijzer, beter en gelukkiger wordt. Als dat het geval is, maak je dan geen zorgen over de rest.
Laat het verlangen varen voor je Meester belangrijk te zijn. Besef enkel dat je voor hem telt in de mate dat je deel uitmaakt van zijn werk, waarbij hij je moet onderrichten in de waarachtige wetenschap, je begeleiden op het rechte pad en jou geven wat hijzelf ontvangen heeft. Belangrijk voor hem is je goddelijke wezen, en daarvoor werkt hij. Je goddelijke wezen telt voor je Meester evenveel als de hemelse entiteiten. Jij bent voor hem dus niet minder waard dan de hemelse wezens, maar wanneer ik zeg ‘jij’, spreek ik over je ziel en geest.
Zie ook ‘Spirituele Meesters – lichtbakens voor alle tijden’, Izvor 207, hst. 8 en 9.
Wanneer de zon opgaat aan de horizon, welke plaatsen zien haar dan eerst: de kloven en de
afgronden, of de toppen van het hooggebergte? Natuurlijk zul je zeggen: de bergtoppen. En
waarom kun je dit verschijnsel niet interpreteren? Waarom denk je dan dat de Ingewijden zich vergissen en dat de menigte juist oordeelt in het leven? Hoe komt het toch dat God zich geopenbaard zou hebben aan allerhande mensen zonder geweten of moraal en dat Hij de Ingewijden, die een zuiver leven leiden en blijk geven van de grootste zelfverloochening, Zijn licht zou hebben ontzegd? Besef je niet dat een dergelijke redenering een beetje onlogisch is?
Inderdaad, de eersten die verlicht worden, de eersten die tonen dat zij verbonden zijn met
het licht, de eersten die de sublieme waarheden ontdekken, zijn de Ingewijden. En wat betreft al degenen die te laag blijven: alleen God weet wanneer zij verlicht zullen worden!
Zie ook ‘Spirituele Meesters – lichtbakens voor alle tijden’, Izvor 207. Hst. 7.
Het meest noodzakelijke en eervolle werk dat de Hemel van ons vraagt, is deel te nemen aan de verwezenlijking van het Koninkrijk van God. Wanneer je naar bijeenkomsten van de broederschap gaat, breng je gedachten dan altijd weer in de richting van het Koninkrijk van God en zijn Gerechtigheid, in plaats van ze overal te laten ronddwalen en verstrooid te zijn. Aangezien wij talrijk zijn en vaak samenkomen, worden de krachten en energieën die wij uitstralen, opgeslagen in goddelijke reservoirs, zodat zij op een dag resultaat zullen geven. Wanneer? Dat kunnen wij niet weten.
Wij verenigen ons voor de komst van het Koninkrijk van God. Zelfs als onze gedachten en verlangens er niet in zullen slagen, zal het Rijk Gods in ons komen; het zal ons gegeven worden, omdat wij ervoor gewerkt hebben. Als anderen het niet willen aanvaarden, zal het naar ons gestuurd worden. Je schiet er nooit bij in als je werkt voor een subliem ideaal.
Zie ook ‘In naam van de Duif: innerlijke vrede, wereldvrede’, Izvor 208, hst. 9.
Denk er iedere dag aan de harmonie in jou een plaats te geven, haar op te nemen, haar in te ademen. Wanneer zij doorgedrongen zal zijn tot alle gebieden van je wezen en je gestemd
zal hebben als een instrument, zal de Heilige Geest zelf op jou komen spelen.
Harmonie is het resultaat van de vereniging van het intellect en het hart, de ziel en de geest. Op het ogenblik dat je ziel versmelt met de kosmische Geest, proef je de extase. Want dat is precies de extase: de lichtflits die ontstaat op het ogenblik dat de menselijke ziel zich verenigt met de goddelijke Geest. In dat intense vuur, in die gloed, worden alle onzuiverheden verbrand en ben je eindelijk vrij, verlost... Je vliegt in de ruimte en je versmelt met de universele harmonie.
Zie ook ‘Harmonie en gezondheid’, Izvor 225, hst. 2.
Om hun opvoedkundige rol correct te vervullen, mogen ouders niet bang zijn bepaalde ideeën, die een schadelijke invloed hebben op de harmonie van de samenleving, op te geven. Deze ideeën leren immers aan de kinderen in de eerste plaats hun eigen succes, hun eigen welzijn na te streven, zelfs als dat moet ten koste van de anderen.
Ook in het gezin wordt soms kinderen de gewoonte bijgebracht mensen van een andere nationaliteit, religie of ras, te beschouwen als minderwaardig of als vijanden. Men moet dan ook niet verwonderd zijn, als deze kinderen zich later gedragen als egoïstische, bekrompen en onverdraagzame volwassenen.
Zie ook ‘Op aarde zoals in de hemel’, Synopsis II, deel 8.3.