De stralen van de zon zijn krachten die overal waar zij doordringen, grote transformaties teweegbrengen. Entiteiten bewonen deze stralen en zij openbaren zich verschillend al naargelang hun kleur: rood, blauw, groen, geel, enzovoort... Deze stralen verrichten een heel werk, wanneer zij terechtkomen op levende wezens. De Ingewijden gebruiken het licht en de kleuren ervan om de mensen te helpen en zij leren hun discipelen hoe te werken met het licht.

Er bestaan zeven kleuren en met ieder van deze stemt een deugd overeen. Daarom moet je weten dat iedere fout die je begaat, de macht die beantwoordt aan een van deze kleuren, doet afnemen. In alle tijden hebben de waarachtige Ingewijden gewerkt met het licht, want alleen het licht geeft je de ware macht, de waarachtige kennis. Met de laser ontdekt de officiële wetenschap geleidelijk de ongelooflijke macht van het licht. Maar de vermogens van het spirituele licht zijn nog veel groter.

Zie ook ‘Het licht, de levende geest’, Izvor 212, hst. 2 en 9.

Het kan gebeuren dat je beseft dat je de verkeerde weg hebt gevolgd, dat je negatieve krachten in jou hebt gediend door je te laten verleiden door kleine genoegens van voorbijgaande aard. Maak dan rechtsomkeer, verwijder je vlug uit die gevaarlijke gebieden waarin je verdwaald bent. Begrijp dat heel je toekomst afhangt van de gebieden, waarnaar je op weg bent.

De godsdienst leert ons dat God ons straft voor onze slechte daden en ons beloont voor de goede. Dat is enkel een manier om de zaken voor te stellen. Want in feite straft God ons niet en beloont hij ons evenmin. Wijzelf zijn het die door onze gedachten, gevoelens en daden kiezen, om in een of ander innerlijk gebied te gaan. En daarna moeten wij lijden, ofwel genieten wij van de prachtige omstandigheden van die gebieden. En het is helemaal niet hetzelfde, of men naar de gebieden van het licht, dan wel naar die van de duisternis gaat.

Zie ook ‘De zaden van het geluk’, Izvor 231, hst. 11.

Angst spoort de dieren aan oplettend, sluw en intelligent te worden. Maar het spreekt vanzelf dat het soort intelligentie, dat de angst bij schepselen ontwikkelt, een zeer laag vermogen is op de schaal van de evolutie. De natuur heeft het geschikt gevonden voor de dieren, maar wanneer het om mensen gaat, is het anders; voor hen heeft de natuur een andere vorm van intelligentie voorzien.

Wanneer een mens oplettend en intelligent wordt uit angst – angst om zijn geld, zijn huis, zijn gezondheid, zijn baan of zijn reputatie te verliezen – is zijn intelligentie slechts van dierlijke aard. Aangezien de mensen als opdracht hebben verder te gaan dan de dieren, moet bij hen een ander gevoel ontwaken, om de angst te overwinnen, en dat gevoel is de liefde. De liefde verjaagt de angst. Wanneer de liefde de mensen stimuleert, begint de echte intelligentie, de goddelijke intelligentie in hen te ontwaken.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 9.

Door de band te verwaarlozen die hem verbindt met de goddelijke wereld, snijdt de mens zich af van zijn waarachtige wortels en verliest hij de zin van het leven. De goddelijke wereld is niet zoiets als een vreemd land buiten jou, waarvan je het bestaan kunt ontkennen zonder zekere gevolgen. De goddelijke wereld is immers je innerlijke aarde, het is de wereld van je ziel en je geest, en als je die band doorsnijdt, beroof je je van de hulpbronnen die je het meest nodig hebt om te leven.

Door de beproevingen en moeilijkheden van het leven, vinden sommigen instinctief het contact terug met deze hogere werkelijkheid. Maar dat volstaat niet; in alle omstandigheden van het dagelijkse leven dient de mens zich bewust te zijn van de innerlijke aanwezigheid van deze wereld die zo rijk en machtig is, en waar hij voortdurend spirituele hulp kan putten: kracht, moed, inspiratie...

Zie ook ‘Een toekomst voor de jeugd – jongeren en spiritualiteit’, Izvor 233, hst. 9.

Het doel van de Inwijding is de mens uit het beperkte kringetje van zijn lager zelf te laten stappen, om de onbegrensde cirkel van het kosmische bewustzijn te bereiken. Dit bewustzijn leeft in hem, maar hij bezit er nog geen heldere kennis van.

Er bestaan dus twee polen: jijzelf hier, het bewustzijn dat je van jezelf hebt, dat wil zeggen je lager zelf, en anderzijds je sublieme Zelf, dat ook in jou leeft, werkt en zich uitdrukt, maar waarvan je je nog niet ten volle bewust bent. Je kunt je dat sublieme wezen, dat zich wil leren kennen via de dichte materie die je bent, inbeelden. Dat wezen kent zichzelf reeds boven, uiteraard, maar het wil zich via jou leren kennen, via de ondoorzichtige materie. Dankzij de moeite die jij doet, om je deze toenadering tot je hoger Zelf in te beelden, zal zich op een dag zo’n verlichting in jou voordoen, dat je bewustzijn geen grenzen meer zal kennen; je zult in het licht baden en je zult je eindelijk één voelen met je hoger Zelf.

Zie ook ‘Ken uzelf – elementen en structuren van het psychische leven’, Izvor 222, hst. 13 en ‘Het leven, meesterwerk van de geest’, Synopsis III, deel 6.