De mens kan vergeleken worden met een boom. De wortels beantwoorden aan de maag en aan de geslachtsorganen, want de mens is met de aarde verbonden dankzij de maag, die hem in staat stelt zich te voeden en dankzij de geslachtsorganen, die de voortplanting verzekeren. De stam wordt vertegenwoordigd door de longen en het hart, dat wil zeggen de ademhaling en de bloedsomloop met slagaders en aders. De neergaande stroom vervoert het bewerkte sap dat de boom voedt, terwijl de opgaande stroom het onbewerkte sap naar de bladeren voert, waar het getransformeerd wordt.

Zo gaat het ook in de mens, waar de slagaderlijke bloedsomloop het zuivere bloed vervoert, en de aderlijke bloedsomloop het bloed met de afvalstoffen.

Zie ook ‘de macht van de gedachte’, Izvor 224, hst. 8.

Wanneer je 's morgens wakker wordt, word je geboren op fysiek vlak, maar sterf je op astraal vlak. En wanneer je 's avonds inslaapt, sterf je op lichamelijk vlak, maar word je geboren op astraal vlak.

Zo gaat het ook met een kind: wanneer het op de wereld komt, wordt het hier geboren, maar sterft het aan de overkant: hier wordt het ontvangen met liederen en muziek en aan de overzijde woont men z’n begrafenis bij. Het omgekeerde is ook waar. Wanneer een mens hier sterft, vergezelt men hem met een begrafenisstoet, gesnik en in zwarte kleren, terwijl hij aan de overkant wordt ontvangen met trompetgeschal, want zij die hem ontvangen zeggen: ‘Eindelijk komt hij terug!’ Uiteraard wordt men daar niet met bloemen ontvangen, wanneer men zich op de aarde gedragen heeft als een bandiet. Ook hier kan het gebeuren dat sommige kinderen door hun ouders zonder veel vreugde worden onthaald. Maar dat zijn bijkomstige details. De wet zelf is waarachtig: het

leven in een bepaald gebied betekent de dood in een ander gebied. Wat hier verdwijnt, verschijnt elders en omgekeerd.

Zie ook ‘De onzichtbare wereld – helderziendheid, intuïtie en dromen’, Izvor 228, hst.14.

De materie is de vorm die de geest bevat, vasthoudt en samendrukt. Een atoomexplosie bijvoorbeeld is in feite een uitbarsting van de geest, die zich openbaart als warmte en vuur. Om de explosie te doen plaatsvinden, is het nodig dat de geest samengedrukt in de materie aanwezig is. De materie op zich kan niets, zij is enkel een steun, een omhulsel.

Bijgevolg hebben allen, die in bewondering staan voor de macht van de materie, ongelijk. Zij hebben niet opgemerkt dat de kracht die ervan uitgaat, die van de geest is, die enkel een zekere tijd in de materie opgesloten zit om niet verloren te gaan en die het ogenblik afwacht om zich te openbaren. Het bewijs? Zodra deze krachten bevrijd worden, kan men ze niet meer terugwinnen. Wanneer de geest heeft kunnen ontsnappen, is het onmogelijk hem opnieuw gevangen te nemen en hij keert terug naar de gebieden waar hij vandaan komt. Wat de materie betreft, daar blijft niets van over: zij wordt verpulverd, vernietigd door de geest.

Zie ook ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224, hst. 7.

Mensen horen niet zo graag spreken over trouw en standvastigheid. Zij vinden dat vervelend, want zij hebben behoefte aan verandering. Maar wie zegt dat standvastigheid en trouw onverenigbaar zijn met verandering? Men mag alles veranderen wat men wil, op voorwaarde niet van richting te veranderen.

Een Meester, een Ingewijde, houdt ook van verandering, van afwisseling, maar niet om het even waar en om het even hoe. Een Meester is voor uiterlijke afwisseling, maar voor innerlijke eenheid, dat wil zeggen voor trouw aan een hoog ideaal.

Zie ook ‘Waarheid, de vrucht van wijsheid en liefde, Izvor 234, hst. 9.

Hoop, geloof en liefde zijn drie deugden die achtereenvolgens beantwoorden aan de vorm, de inhoud en de zin. De hoop is verbonden met de vorm, het geloof met de inhoud en de liefde met de zin. De vorm maakt de inhoud gereed en bewaart hem. De inhoud zorgt voor de kracht en de kracht heeft enkel een bestaansreden indien zij een zin heeft.

Als de hoop sterk is, werkt hij in op het stoffelijk lichaam en beïnvloedt de maag, de lever en de ingewanden gunstig. Als de hoop daarentegen zwak is of gebrekkig, verdwijnt ook de schoonheid van het lichaam.

Het geloof, dat beantwoordt aan de inhoud, is verbonden met de kracht; als wij energie willen hebben en ten volle leven, moeten wij het geloof cultiveren.

En opdat ons leven zoveel mogelijk aan betekenis en aan diepgang zou winnen, moet de liefde als een bron in ons opwellen. Want zonder de liefde verliest het leven heel zijn zin, ondanks alle kennis en rijkdom.

Zie ook ‘U bent goden’, Synopsis I, deel 2.3.