Een van de belangrijkste praktijken in de christelijke godsdienst is de communie. Niet Jezus heeft deze ingesteld, zij bestond al lang voor hem want Melchisedek, priester van de Allerhoogste, was Abraham tegemoet gegaan en had hem brood en wijn aangeboden. De communie is een fundamentele handeling van het leven. Waarom zou men dan niet alle dagen ter communie gaan, zonder te wachten tot de priester een hostie heeft gezegend? Je kunt het doen met behulp van het voedsel.
Ieder van jullie kan een priester zijn die offert, het is een roeping die men innerlijk heeft tegenover God. Stel je voor dat je een eredienst of de mis opdraagt voor je cellen door hen eten en drinken te geven. Voor jouw cellen ben jij dan een offerpriester. Als je je bewust bent van deze rol, zullen je cellen iets heiligs ontvangen en jij zult de vreugde voelen die zij ervaren, want eindelijk zullen zij het werk waartoe zij zijn voorbestemd, kunnen uitvoeren.
Zie ook ‘De yoga van de voeding’, Izvor 204, hst. 8.
Je mag leven in de wereld, je moet zelfs leven in de wereld, maar klamp je ondertussen vast aan het licht, aan de wijsheid, om de situatie altijd meester te blijven. Want als je capituleert, als je spiritueel failliet gaat, verlies je niet alleen je kracht, je zekerheid en je gezag, maar ook je magnetisme, je charme, en dan ben je niet meer interessant en aantrekkelijk voor de anderen. Zij die dat niet begrepen hebben, werken tegen hun eigen belang, want zodra ze hun eigen uitstraling hebben verloren, laten de anderen hen in de steek, of vertrappen zij hen.
Je moet omgaan met de mensen, van hen houden, hen helpen, je moet met hen werken, maar tegelijkertijd altijd je hoge ideaal, je goddelijke filosofie behouden. Want daar ben je een centrum, een bron, een tuin, een boomgaard: daar heb je niet alleen al wat je nodig hebt, maar zo kun je ook de anderen helpen.
Zie ook ‘Op weg naar een zonnebeschaving’, Izvor 201, hst. 3 en ‘Artistieke en spirituele schepping’, Izvor 223, hst. 10 en ‘De weg van de stilte’, Izvor 229, hst. 9.
God heeft eerst Mozes gezonden om de mensen gerechtigheid te leren. Daarna heeft Hij Jezus gezonden om hun liefde en vergeving bij te brengen. Ja, maar daar moet het niet stoppen. De andere wang aanbieden om zich te laten slaan en te vergeven, is goed, want het is een grote vooruitgang vergeleken bij de wet van de vergelding ‘oog om oog, tand om tand’. Maar de mens kan nog betere dingen doen.
Als iemand je aanvalt, is het dan verboden om sterker te zijn dan je belager? Je tilt hem op en zegt: ‘Wil je dat ik je tegen de grond werp?’ Op die manier toon je hem je kracht, maar je werpt hem niet neer, je zet hem zachtjes op de grond en dan begint hij je te respecteren. Is dat niet beter? Waarom zou men altijd geslagen moeten worden, altijd afgeslacht worden? Men moet sterker zijn dan zijn vijanden. Door een gebaar, een blik, een zin, breng je hen tot staan: zij voelen zich klein, ellendig, zij wijken terug. En als men niet kan winnen op fysiek gebied, moet men minstens proberen te zegevieren op mentaal gebied. Dat is veel beter dan zich te laten vermoorden door oneerlijke, onrechtvaardige en boosaardige mensen.
Zie ook ‘De ware leer van Christus’, Izvor 215, hst. 8.
Probeer te begrijpen wat de liefde betekent als bewustzijnstoestand. Zelfs als je jarenlang moet mediteren over dit onderwerp, is het toch de moeite waard voor je evolutie. Zolang je de liefde niet kent als bewustzijnstoestand, draag je oogkleppen, zit je in de duisternis en zul je niets van het leven begrijpen.
Onder de kwaliteiten die je kunnen helpen deze bewustzijnstoestand te benaderen, is de zuiverheid zeker de belangrijkste. Zuiverheid wil zeggen: gedachten en gevoelens hebben waarin geen enkel egoïstisch belang schuilt. De drie woorden, leven, liefde en zuiverheid, zijn verbonden. Waarom? Omdat het leven afhangt van de liefde: hoe zuiverder de liefde, hoe rijker, mooier, klaarder en overvloediger het leven. De zin van het leven is beminnen en bemind worden. Wanneer je de anderen liefhebt met zuivere liefde, ben je voor hen ook als een bron die hun het leven brengt. En zij die van je houden, zullen ook jou het leven brengen.
Zie ook ‘De Mysteriën van Jesod – grondslagen van het spirituele leven’, Verz. werk deel 7, deel 2 en ‘Spiritueel leven – 115 gouden regels’, Izvor 227.
Hoewel de grond vol zaden zit, groeit er niets tijdens de winter, want de warmte en het licht van de zon ontbreken. Maar in de lente beginnen alle zaden te ontkiemen bij de terugkeer van het licht en de warmte. Je weet het, je hebt het gezien, maar je hebt nog niets begrepen, want als je het begrepen had, zou je er conclusies uit getrokken hebben, zou je gezien hebben dat hetzelfde verschijnsel zich in jou voordoet. Want ook in jou bevinden zich zaden, graankorrels, dat wil zeggen eigenschappen en deugden die God er vanaf het begin heeft ingelegd, maar zij groeien niet, omdat je nog niet gaat baden in de stralen van de spirituele zon.
Als wij tijdens de lente en de zomer iedere morgen naar de zonsopgang gaan kijken, naar de zon die het zuiverste beeld is van de Godheid, is het om onze zaden de beste voorwaarden te geven, om te groeien en zich te openbaren. Degenen die zich intelligent en geleerd genoeg vinden om deze praktijk te misprijzen, moeten weten dat hun zaden eeuwig begraven zullen blijven.
Zie ook ‘De Nieuwe Aarde – methoden, oefeningen, formules, gebeden’, Verz. werk deel 13, hst. 9.