De liefde is een energie die van zeer hoog komt, zij bevat dezelfde kwintessens als de zon. En het menselijk wezen heeft de opdracht deze energie te ontvangen, haar op een correcte wijze vanbinnen te laten rondstromen, om haar daarna te laten terugkeren naar de hemel waar ze vandaan komt. Dat deze circulatie niet correct verloopt, komt omdat veel onzuiverheden in de man of de vrouw werden opgestapeld als gevolg van slecht beheerste driften en passies. En in plaats van terug te keren naar de Hemel, storten deze energieën zich in de aarde waar zij verloren gaan. Opdat deze energie, die iedere dag onophoudelijk neerdaalt, niet verloren zou gaan en de weg naar boven terugvinden, is het nodig dat de mens zuiver is, meester over zichzelf en waarachtig verbonden met God.

Wanneer je zult begrijpen hoe het universum in elkaar zit, dat het vertrekpunt de Hemel is en dat ook het eindpunt de Hemel is, zal de materie voor jou geen obstakel meer zijn.

Zie ook ‘De seksuele kracht of de gevleugelde draak’, Izvor 205, hst. 7.

De discipel is iemand die dankzij de zichtbare of onzichtbare aanwezigheid van zijn Meester, het bewustzijn heeft om in verbinding te treden met een hoger principe dat alles in hem transformeert. 

Op dat ogenblik is het leven, dat hij uitstraalt, het leven van de geest en naarmate dat leven opborrelt, begint zelfs zijn lichamelijk voorkomen te veranderen: het wordt steeds harmonieuzer, expressiever en lichtender.

 

Zie ook ‘Spirituele Meesters – lichtbakens voor alle tijden’, Izvor 207, hst.11.

Hoe ouder de mens wordt, hoe scherpzinniger, stralender en machtiger hij kan worden. Dat men meestal het tegenovergestelde ziet, heeft te maken met het feit dat mensen zozeer gewend zijn zich te vereenzelvigen met hun fysieke lichaam, dat zij alle ongemakken en wisselvalligheden ervan passief ondergaan. Maar voor een waar spiritualist doet zich juist het tegenovergestelde voor: zijn denken wordt steeds levendiger en werkzamer, want hij heeft geleerd zich te bevrijden van de beperkingen op lichamelijk gebied, om zich te vereenzelvigen met de geest.

De geest is almachtig, de geest is onsterfelijk, de geest is alwetend en door je met hem te vereenzelvigen, ontsnap je aan de materie. Het lichaam is uiteraard verplicht om de wetten van de materie te volgen, maar de geest gehoorzaamt niet aan deze wetten. Bijgevolg is ouderdom geen bezwaar voor een spiritueel mens, integendeel, zijn gedachte bevrijdt zich en wordt nog actiever in de subtiele gebieden.

Zie ook ‘De vrijheid, overwinning van de geest’, Izvor 211, hst. 1, 2, 7.

Leer de kosmische harmonie binnen te gaan en je te verbinden met de universele Ziel, want in dat universele leven zul je de volheid vinden. Sommigen zullen zeggen dat zij de volheid vinden in de liefde. Ja, maar op voorwaarde dat zij hun liefde niet afsnijden van het universele leven, zoals de meeste mannen en vrouwen doen, die er alleen maar aan denken zich van iedereen, zelfs van de Hemel af te scheiden, om elkaar te beminnen. Zij voelen dat wat zij uitspoken, niet helemaal ‘katholiek’ is, en daarom verbergen zij zich.

‘Hoezo, zul je zeggen, wil je dan dat zij voor iedereen te kijk staan?’ Zeker niet. Ik bedoel dat de mensen hun zo bekrompen en egoïstische opvatting over de liefde zouden moeten opgeven. Want deze maakt dat zij zich afsluiten van de anderen en zelfs van de Hemel, van alle intelligente krachten die hun die liefde hebben gegeven. Het is jammer dat zij niet in harmonie met de universele Ziel kunnen leven door de Hemel te danken en te prijzen, want een liefde waaraan de krachten van de Hemel niet deelnemen, draagt in zich reeds de kiemen van zijn eigen vernietiging.

Zie ook ‘Mystiek van man en vrouw – spirituele galvanoplastiek’, Izvor 214, hst. 5, 6, 7.

Alvorens zich bezig te houden met haar kind, moet een moeder zich met de gedachte eerst tot God wenden, om zich in verbinding te stellen met het hemelse leven. Want het is niet voldoende bekommerd te zijn om het lichamelijk welzijn van haar kind, borstvoeding te geven, het te kleden, te wassen en in bed te leggen... In alles wat zij voor het kind doet, moet zij ook spirituele elementen leggen. Als zij zich tevredenstelt met alledaagse bekommernissen voor haar kind, zal zij er ook een alledaags kind van maken, omdat zij het zal hebben weggehouden van de aanwezigheid van God.

   Om haar kind echt te kunnen voeden en opvoeden, is het nodig dat zij zich tot God wendt en Hem zegt: ‘Heer, ik kom naar U, opdat U me het licht, de liefde, de gezondheid en de schoonheid van de Hemel zou geven voor mijn kind.’ Op die manier zal zij in de nabijheid van haar kind zuivere en lichtende deeltjes kunnen uitstralen, die er een uitzonderlijk wezen van zullen maken.

Zie ook ‘de opvoeding begint voor de geboorte’, Izvor 203, hst. 5.