Onze geest moet reizen om te leren en zich te vervolmaken; dit is de reden waarom wij niet alleen van geslacht kunnen veranderen in een volgend leven, maar ook incarneren in verschillende landen, verschillende sociale milieus, verschillende godsdiensten.
Welke zin heeft dan uiteindelijk nog het fanatisme, ideeën van nationalisme, de klassenstrijd, de heilige oorlog voor het ware geloof? Objectief berust dat allemaal op geen enkele solide basis. De geest reist door de ruimte. Het zijn de mensen die in hun blindheid kunstmatige scheidingen aanbrengen tussen rassen en culturen. Maar op een dag zal er niets meer overblijven van die bekrompen standpunten, want niemand heeft het bij het rechte eind met zijn eisen. Alleen wie werkt voor de eenheid, voor het Koninkrijk van God op aarde, heeft gelijk.
Zie ook ‘De mens verovert zijn bestemming – reïncarnatie en karma’, Izvor 202, hst. 8 en ‘In naam van de Duif: innerlijke vrede, wereldvrede’, Izvor 208, hst. 2.
De mensen maken zich altijd zorgen over de toekomst: zij houden niet op zich af te vragen of zij eten en onderdak zullen hebben, of zij geen geldgebrek zullen lijden, enzovoort... En zij worden door al deze problemen zodanig opgeslorpt, dat zij belangrijkere zaken verwaarlozen: zij misbruiken hun gezondheid, lopen mensen en dingen omver, overtreden de wetten van de liefde en rechtvaardigheid en hebben geen enkele spirituele bezigheid meer. Zo laten zij iedere dag vraagstukken onopgelost, begaan fouten die zij zouden moeten herstellen, maar zij doen er niets aan. En omdat alles wordt opgestapeld, komt er op den duur een ogenblik waarop zij overstelpt en verpletterd worden.
Daarom zei Jezus zich geen zorgen te maken over morgen. Want als je er iedere dag voor zorgt dat je gedrag onberispelijk is, zal de volgende dag volledig vrij zijn en zul je beschikbaar zijn, om te ondernemen wat je verlangt, terwijl je altijd waakzaam blijft om niets te laten liggen. Zo zal iedere nieuwe dag jou aantreffen als een vrij mens, goedgeluimd, klaar om te werken, te studeren, zich te verheugen en heel het leven krijgt een buitengewone glans van geluk en zegening. Zo moet men de dingen begrijpen: door ervoor te zorgen dat je alles vandaag in orde brengt, denk je indirect aan morgen.
Zie ook ‘De Mysteriën van Jesod – grondslagen van het spirituele leven’, Verz. werk, deel 7, hst.1.3 en hst.1.4.
De cirkel met een punt in het midden is een structuur die je overal terugvindt in het
universum. Het is ook die van het zonnestelsel met de zon in het centrum. Je ziet het tevens bij een cel die samengesteld is uit een kern, een substantie die cytoplasma wordt genoemd en daar omheen een vlies, de celwand. Neem ook een vrucht: in het centrum vind je de pit, daar omheen de pulp, het sappige vruchtvlees dat men eet, en tenslotte de pel of de schil. Ieder levend organisme bestaat uit een middelpunt, daaromheen een ruimte waarin het leven stroomt en tenslotte een ‘huid’ die als grens, als afbakening dient.
Van het zonnestelsel tot het atoom vind je overal dezelfde structuur terug: de cirkel met een centraal punt. En de ruimte die het punt omgeeft, stelt de materie voor; zonder ruimte zou de materie niet bestaan. Terwijl de geest daarentegen geen ruimte nodig heeft; zijn macht spruit voort uit het feit dat hij als een minuscuul punt overal tegelijkertijd werkzaam is.
Zie ook ‘Ken uzelf – elementen en structuren van het psychische leven’, Izvor 222, hst.1-6.
Goed en kwaad worden samen voor de kar gespannen, om het wiel van het leven te doen draaien. Als alleen het goede zou bestaan, zou het wiel niet draaien. Ja, het goede is niet in staat zijn werk te doen als het kwaad geen handje komt helpen. Je zult zeggen dat het kwaad een tegengestelde kracht is... Inderdaad, het is ook nodig dat zij tegengesteld is!
Bekijk dit eenvoudige gebaar: als je een fles wilt kurken of ontkurken, gebruik je beide handen en zij werken in tegenovergestelde zin; de ene hand duwt in een richting en de andere hand in de tegenovergestelde richting, en zo slagen zij er samen in de kurk erin te duwen of eruit te trekken. Dat werk van de tegengestelde krachten krijgen wij iedere dag te zien en wij moeten erbij stilstaan, om erover te mediteren.
Zie ook ‘U bent goden’, Synopsis I, deel V.
Zeer weinig zaken zijn echt noodzakelijk in het leven. Om het lichaam te beschermen, draagt men kleren, en ook al houdt men van linten en kant, deze zijn niet essentieel. Om te schuilen heeft men een huis nodig met muren, een dak en vensters; schilderijen, tapijten en snuisterijen kunnen daarna voor een gezellige sfeer zorgen, maar zijn bijkomstig. Ook voor de voeding zijn heel weinig voedingswaren echt onontbeerlijk; maar er bestaan zoveel verschillende gerechten, omdat die afwisseling aangenaam is voor de smaak.
In het Onze Vader heeft Jezus gezegd: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Hij heeft niet gezegd: geef ons boter, kaas, worst, neen, eenvoudig brood: Jezus heeft het essentiële vermeld. Om te leven hebben wij slechts zeer weinig zaken nodig: brood, water, lucht, licht en warmte. Door deze fundamentele elementen over te dragen op spiritueel en goddelijk gebied, kunnen wij alles vinden wat we nodig hebben, om de volheid te bezitten. Al de rest is ongetwijfeld goed, maar niet essentieel.
Zie ook ‘De yoga van de voeding’, Izvor 204, hst. 10 en ‘Het leven, meesterwerk van de geest, Synopsis III, deel II.3.