Alleen maar ogenschijnlijk hebben de mensen de problemen van het collectieve leven opgelost. Uitwendig hebben zij naties gevormd, maatschappijen georganiseerd waarvan de leden elkaar steunen en waar allen elkaar dienen en van alles kunnen genieten. Maar innerlijk blijven ze geïsoleerd, agressief en vijandig jegens elkaar. Alle vooruitgang, die zij hebben geboekt in het materiële en praktische leven, op het gebied van organisatie en techniek, hebben zij nog niet kunnen toepassen op innerlijk gebied. Daarom lijdt de mensheid ondanks alle vooruitgang nog steeds aan dezelfde kwalen: oorlogen, ellende, hongersnood, verdrukking en dit allemaal in verhoudingen die tot vandaag ongekend waren.

Men moet voor eens en altijd begrijpen dat waarachtige verbeteringen slechts tot stand kunnen komen dankzij een diepgaande mentaliteitswijziging. Psychisch, spiritueel moeten de mensen zich met elkaar verbonden voelen, om de enige waarachtige samenleving te vormen: de innerlijke universele broederschap. Wanneer ieder individu zich inspant, om het hoger bewustzijn van de eenheid te bereiken, zullen de samenlevingen, de volkeren en de naties in geluk en vrijheid leven.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk, deel 11, hst. 22 en ‘Op aarde zoals in de hemel’, Synopsis II, deel 4.1.

Gedachten zijn levende entiteiten. Sommige sterven zeer vlug, terwijl andere zeer lang blijven leven. Alles hangt af van de kracht waarmee zij werden gevormd. Er bestaan zelfs gedachten, die zich eeuwen kunnen handhaven. Deze entiteiten zijn velerlei. Wees dus voorzichtig en let op, verbind je met de sublieme wereld.

Wie zijn hoofd, zijn ziel of zijn hart openstelt voor alle gespuis uit de ruimte, zal hun slachtoffer worden. En omgekeerd: wie zich innerlijk weet voor te bereiden, kan enkel heilzame invloeden aantrekken die hem zullen vergezellen, om hem voortdurend te inspireren en te verheugen. De discipel die deze werkelijkheid kent, probeert zich alleen te omringen met lichtende werkers die hem zullen komen helpen bij zijn arbeid.

Zie ook ‘De macht van de gedachte’, Izvor 224.

Stop ermee je te vereenzelvigen met je fysieke lichaam. Jij bent immers niet je fysieke lichaam: het is je voertuig, meer niet. Omdat de mensen zichzelf altijd verwarren met wat zij niet zijn, raken zij de kluts kwijt en gaan zij achteruit. Het lichaam en de materie zijn vergankelijk en als je je vereenzelvigt met je lichaam, verga je samen. Als je je daarentegen vereenzelvigt met je geest die onsterfelijk is, word je een vonk, een vlam en kun je alle moeilijkheden overwinnen.

Het grootste kwaad dat mensen zich aandoen, is dat zij deze vereenzelviging met de materie, die bederfelijk en vergankelijk is, aanvaarden in plaats van zich te identificeren met de geest, die onveranderlijk en eeuwig is. Wanneer de geest het fysieke lichaam verlaat, blijft hij voortbestaan. Het fysieke lichaam is enkel het instrument dat aan de geest gegeven werd om op de aarde te kunnen leven.

Zie ook ‘De vrijheid, overwinning van de geest’, reeks Izvor 211, hst 1 en 2.

Tegenwoordig proberen de mensen vooral hun intellectuele vermogens te ontwikkelen en dat is heel goed. Helaas doen zij het ten koste van andere onderzoeksmogelijkheden en het subtiele leven van het universum, van de ziel en de geest, ontsnapt aan hun navorsingen. Door af te dalen in de materie zijn zij hun goddelijke oorsprong vergeten, zij herinneren zich niet meer hoe mooi, machtig, stralend en edel zij waren. De aarde neemt hen volledig in beslag: hoe kunnen ze haar uitbuiten en vernietigen om zich te verrijken.

Maar de tijd breekt aan dat de mensen, in plaats van hun aandacht altijd te richten op de uitwendige wereld, opnieuw de weg van de innerlijke verkenning zullen inslaan. Zij zullen niets verliezen van de kennis die zij gedurende eeuwen hebben verzameld, maar zij zullen zich niet meer uitsluitend concentreren op het uitwendig aspect van het universum. De afdaling in de materie zal een buitengewone aanwinst blijven voor de mensheid. Maar de mensen zullen het daar niet bij laten, zij zullen op ontdekking gaan naar andere gebieden die nog belangrijker en fundamenteler zijn.

Zie ook ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid, Izvor 221.

In de Kabbala wordt gezegd dat het gezicht van de eerste mens hetzelfde was als dat van de Schepper. Later, toen het intellect in hem ontwaakte (en dat proces wordt verzinnebeeld door de slang rond de Boom van de Kennis van Goed en Kwaad), heeft hij het Paradijs verlaten. Hij is afgedaald in de dichtere gebieden van de materie, waar hij kou, duisternis, ziekte en dood heeft gekend en zijn gezicht is veranderd. Nu hij niet meer het getrouwe beeld van God weergeeft, heeft de mens zijn macht verloren: de geesten van de natuur gehoorzamen hem niet meer en scheppen er genoegen in hem te kwellen.

Als de mens er op een dag in slaagt dat eerste gezicht terug te vinden, zullen alle geesten van het universum zich opnieuw aan hem onderwerpen. Tot dan zal hij blijven gelijken op de verloren zoon uit de parabel, die het huis van zijn vader verliet om de wereld in te trekken en die ellendig eindigde als varkenshoeder. Maar die verloren zoon heeft op den duur tenminste begrepen dat hij moest weerkeren naar het vaderlijk huis. Zullen jullie op een dag begrijpen dat jullie moeten weerkeren naar de bron, om het licht, de liefde en het leven van de Hemelse Vader weer te vinden?

Zie ook ‘de Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk, deel 11.