Zich concentreren op het licht is de meest doeltreffende en machtigste oefening. Maar vergeet nooit dat de dingen op je inwerken al naargelang de manier waarop je ze beschouwt. Als je ze beschouwt als nuttig en magisch, zul je ze versterken. Jij bent het die door je gedachten en overtuiging een beslissende invloed uitoefent; ja, veel meer dan de voorwerpen of de omstandigheden.

Het licht kan vanzelfsprekend in jou doordringen buiten je bewustzijn, maar als je aandachtig bent, vol goede wil om deel te nemen aan het werk van het licht, in de overtuiging dat hierdoor iets in jou zal groeien en toenemen, zul je vanbinnen geleidelijk nieuwe krachten voelen vibreren.

Zie ook ‘Het licht, de levende geest’, Izvor 212, hst.5.

Hoe dichter de mens het spiritueel centrum van de zon nadert, hoe meer hij het licht, de warmte en het leven in zich voelt toenemen. Dat is een wet. Als je vanbinnen daarentegen duisternis, koude en dood voelt, is het overbodig jezelf vragen te stellen, het antwoord is duidelijk: je hebt je van het centrum verwijderd.

In de Inwijdingswetenschap wordt gezegd dat de waarachtige kracht erin bestaat in het centrum te blijven. In de mens is dat centrum het meest verheven punt, de top, terwijl de buitenkant het gebied is van de beroering en de ongemakken die de mens ontmoet, wanneer zijn bewustzijn zich verplaatst naar al wat niets te maken heeft met zijn waarachtige ik, met zijn ziel en geest. Daarom moet de mens zichzelf altijd in het oog houden en zeggen: ‘Laten we eens zien, waar bevind ik mij vandaag? Olala! Ik ben verdwaald in de buitenkant, wat staat mij daar te wachten?’ Niet veel goeds, zoveel is zeker. Haast je dus om terug te keren naar het centrum. Hoe? Door gebed, door meditatie, door bewust een band te scheppen met het meest verheven Centrum, met God.

Zie ook ‘De onzichtbare wereld – helderziendheid, intuïtie en dromen’, Izvor 228, hst.9,13.

Aan de liefde werd een buitengewone macht toebedeeld, als men haar kan begrijpen en uitdrukken. Alleen de liefde kent alles, herstelt alles, bevrijdt en verspreidt onvermoede krachten.

Er is gezegd dat God Liefde is. Maar als men de tragediën ziet die de liefde bij de mensen teweegbrengt, krijgt men een idee van het werk dat hun nog wacht, van de weg die nog moet worden afgelegd om zich te verheffen tot die goddelijke liefde. Maar het loont de moeite, want de echte magiër, de almachtige magiër, is de liefde. Nodig haar uit opdat zij in jou zou komen wonen. Dan zal je liefde, waar je ook gaat, stralen en schitteren om je heen, zoals de vlam door het glas van een lamp.

Zie ook ‘De zaden van het geluk’, Izvor 231, hst.17.

Tracht je geluk te vinden in het gebed, in de handeling zelf van het bidden, en besef dat dit geluk van iets te kunnen vragen, zal verdwijnen op de dag dat je verhoord wordt. Want als de verlangens vervuld worden, heeft men niets meer om zich over te verheugen en men denkt met spijt terug aan die mooie dagen van vroeger, toen men iets wonderbaars verwachtte door het zich voor te stellen. Daarom moet je heel je geluk vinden in de band die je gebed schept tussen de Heme1 en jou. Want als je later bereikt hebt wat je verlangde, weet God alleen of je wel gelukkig zult zijn.

Wie de waarachtige betekenis van het gebed heeft begrepen, zal altijd gelukkig zijn, zelfs als hij niets bezit. Want niemand kan hem verhinderen in de subtiele wereld van de gedachten buitengewone dingen te scheppen die precies omdat zij ontoegankelijk blijven, altijd in hem aanwezig zullen zijn.

Zie ook ‘De ware leer van Christus’, Izvor reeks 215, hst. 1,5,9 en ‘De macht van de gedachte’, Izvor reeks 224, hst.12.

Ontdoe je van die betreurenswaardige gewoonte van te nemen, altijd maar te nemen. Probeer er eens aan te denken om te geven. Doe tenminste moeite naar de anderen te kijken met liefde, naar hen te glimlachen en enkele heilzame deeltjes van je hart los te rukken om die naar hen te sturen. Op dat ogenblik zal jij het zijn die zich rijk en gelukkig voelt.

De mensen zijn altijd bang iets te verliezen, zich te verarmen en zij begrijpen niet dat zij juist arm worden door die gesloten houding. Om rijk te worden moet men geven, ja, door te nemen wordt men arm en door te geven wordt men rijk. Want zo bevrijd je in jezelf onbekende krachten die sluimerden, die ergens diep vanbinnen vastzaten. Door ze te willen bevrijden en uit te sturen, beginnen ze op te borrelen en dan voelt de mens zich zo rijk dat hij verbaasd staat en zegt: ‘Maar wat overkomt mij? Ik heb gegeven ik heb uitgedeeld, en ik ben rijker geworden?’ Inderdaad, dat is het nieuwe leven.

Zie ook ‘In naam van de duif – innerlijke vrede, wereldvrede’, Izvor 208, hst. 4.