Een discipel beseft dat hij op de aarde is gekomen voor korte tijd en dat het dus niet de moeite loont zijn krachten te verspillen door te streven naar eer, titels en bezittingen die hij toch moet achterlaten wanneer hij de aarde verlaat. Hij probeert zich dus te concentreren op eeuwige, onverwoestbare rijkdommen die hij vrucht laat dragen tot op de dag van zijn vertrek uit de stoffelijke wereld. Op die manier verwerft hij zulke grote schatten in zijn subtiele lichamen dat hij direct naar de lichtende gebieden gaat, waar hij de deeltjes voor deze lichamen gehaald heeft.

Want dit is een wet: als je in jezelf veel hemelse materie aantrekt, ben je op een dag verplicht om naar het gebied te reizen waar al deze materie vandaan komt. Dankzij de wet van de affiniteit zul je door deze materie zelf naar de subtiele gebieden gevoerd worden en je zult er eeuwig vreugde beleven met het ontdekken van de pracht van het universum.

Zie ook ‘De mens verovert zijn bestemming – reïncarnatie en karma’, Izvor 202, hst.5 en 

Wanneer de leerling zich eerlijk toelegt op het spirituele leven, is het voor hem van weinig belang of zijn werk bekend is of niet; hij geeft er niet om, of men weet wat hij doet, dat hij een rol van betekenis speelt. Alleen zijn werk is voor hem belangrijk, niet in de wereld van de mensen, maar in de wereld van het licht.

Velen, die het werk niet op de eerste plaats stellen, willen onmiddellijk erkenning oogsten voor wat zij doen. Zij willen nuttig zijn om beroemd te zijn, dus er zit een persoonlijke drijfveer achter. Vanzelfsprekend is het moeilijk dat verlangen naar waardering volledig te overwinnen. En toch, zodra de glorie hem niet meer interesseert en hij zich zonder enige bijbedoeling wijdt aan dat wonderbare werk, begint de Hemel de leerling op prijs te stellen en wordt hij toegelaten tot de raadsvergaderingen boven. Wie zo ver komt, kan niets beters verlangen.

Zie ook ‘De onuitputtelijke bronnen van de vreugde’, Izvor reeks 242, hst.2,16,17

Wat hem ook overkomt, een echte spiritualist onderbreekt nooit het goddelijk werk dat hij ondernomen heeft. Zelfs te midden van de ergste beproevingen zegt hij: ‘Weer een goede gelegenheid om alle vijandige krachten te mobiliseren en ten dienste te stellen van mijn werk.’ De meeste mensen daarentegen leggen het zo aan, zelfs als hun niets slechts overkomt, dat zij door hun zorgeloosheid al hun goede verdiensten vernietigen. Zo gaat het eraan toe: men bouwt iets op, men breekt het af, men schept, men vernietigt... En daarom bereikt men geen enkel resultaat.

Om tot resultaten te komen, moet je het spiritueel werk dat je ondernomen hebt, steunen. Dit betekent alles ten dienste stellen van dat werk: het goede en het kwade, vreugde en verdriet, hoop en ontmoediging, inderdaad alles ten dienste stellen van dat werk. Dan kan men waarachtig spreken over opbouwen, want iedere dag zorgt voor nieuwe bouwstenen.

Zie ook ‘Geheimen uit het boek van de natuur’, Izvor 216.

Ieder mens, wie hij ook is, tracht bewust of onbewust zin te geven aan zijn leven. Ieder mens heeft behoefte aan een bestaansreden en iedere dag probeert hij die te vinden in alles wat zich bij hem aandient: zijn familiaal, zijn sociaal of zijn beroepsleven. Maar in feite kan geen enkel succes, geen enkel materieel bezit, hem de zin van het leven geven... want het gaat precies om de ‘zin’ en die is niet materieel, maar slechts zeer hoog in de subtiele gebieden te vinden. Beneden treft men enkel vormen aan. De vorm kan men uiteraard vullen met een inhoud, die verschaft wordt door het gevoel, de gewaarwording die men heeft, als men werkelijk van een voorwerp, een wezen of een activiteit houdt. Maar het gevoel is voorbijgaand en vroeg of laat zal men een leegte ervaren en lijden. Je moet dus op zoek gaan naar iets wat hoger ligt dan de inhoud: de zin. Wanneer men de zin heeft bereikt, bezit men de volheid. Zie ook ‘De zaden van het geluk’, Izvor 231, hst.6

Gisteravond bij het verlaten van je vrienden, heb je hun gezegd: ‘Tot kijk, tot ziens, tot volgend jaar!’ En nu, enkele uren later, zitten we al in het volgende jaar. Als je vandaag over gisteren spreekt, zeg je: verleden jaar. Heel de dag van gisteren tot de laatste seconde voor middernacht, ja tot 23 uren, 59 minuten en 59 seconden was nog het oude jaar. Klokslag middernacht begon het nieuwe jaar. Als men zich de moeite getroost over dit onderwerp na te denken, zal men interessante ontdekkingen doen. Een seconde, een enkele seconde, scheidt het ene jaar van het andere. Maar men moet tot die laatste seconde geraken. Men moet alle dagen van het jaar een voor een doorlopen, om die laatste seconde te bereiken.
Besef dat op deze wijze de transformatie van de mens plaatsvindt. Ja, de spirituele transformatie van de mens gebeurt in een oogwenk. Eén seconde, één miljoenste van een seconde, en de mens is helemaal vernieuwd, geregenereerd. Maar voordat hij dat ultieme ogenblik bereikt, heeft hij eeuwen en eeuwen inspanningen en arbeid moeten leveren. Net zoals voor het oude jaar noemt men de periode die voorafgaat aan het ogenblik van de gedaanteverandering, het oude leven. En juist zoals voor het nieuwe jaar zal men voor de periode die dan aanvangt, spreken over het nieuwe leven. Hoe lang zal je moeten wachten, om die ultieme seconde te bereiken? Wees daarover niet ongerust, want dat ogenblik komt voor iedereen. Wees dus geduldig, je moet kunnen wachten, maar al werkend.

Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 1,6 en 11