Wanneer de ziel tijdens de slaap het lichaam verlaat, blijft zij niet inactief: zij reist, zij aanschouwt de oneindigheid, zij voelt zich één met de hemelse geesten, zij versterkt haar kennis van de liefde, de wijsheid en de waarheid. Wanneer zij terugkeert in het lichaam, brengt zij van al die rijkdommen de herinnering mee die zij op de hersenen probeert over te brengen. En zelfs als de mens zich daarvan niet onmiddellijk bewust is, zal hij er uiteindelijk toch vroeg of laat kennis van nemen, omdat al die grote waarheden in hem een etherische afdruk achterlaten.
Dat verklaart waarom je soms plotseling, als in een moment van verlichting, inzicht ontvangt in sommige sublieme waarheden, die je in je onderbewustzijn ongetwijfeld reeds lange tijd meedroeg. Tot dan was het ogenblik nog niet aangebroken je ervan bewust te worden, maar plotseling was er een geschikt moment waarop je hersenen op scherp stonden en deze waarheid tevoorschijn kwam. Als je wilt dat deze ervaringen veelvuldiger voorkomen, moet je een grote discipline in je leven inbouwen. Want zodra de mens de gewoonte aanneemt te werken aan zijn fysieke lichaam, door dit te zuiveren en gevoelig te maken, kan zijn ziel gemakkelijker de sublieme waarheden registreren.
Zie ook ‘De onzichtbare wereld – helderziendheid, intuïtie en dromen’, Izvor 228, hst. 16.
Boekenwijsheid is een materiaal, een rijkdom, waarom zou men ze dus niet verwerven? Maar wat je moet wantrouwen zijn de gevolgtrekkingen. Ja, sta wantrouwig tegenover de conclusies, die de geleerden en filosofen hebben getrokken uit al dat materiaal waarover zij beschikten. Na jaren van studie en navorsing beweren die grote denkers, die grote professoren, dat zij tot het besluit zijn gekomen dat het universum het resultaat is van toeval, dat er geen enkele orde bestaat in de schepping, dat de ziel en de religie uitvindingen zijn die men moet verwerpen, dat de aarde een strijdtoneel is, waar iedereen met hand en tand moet vechten om niet verscheurd te worden door zijn buurman, enzovoort... Luister uit nieuwsgierigheid naar deze theorieën als je wilt, maar laat je er niet door beïnvloeden.
Trouwens, hoe vaak in de loop der eeuwen hebben geleerden en filosofen hun conclusies reeds veranderd! Waarom zou men zijn leven dan grondvesten op zo’n wankele basis? Alle kennis moet ons naar God leiden, naar het begrip van de zin van het leven. Als de kennis ons van God en de zin van het leven afsnijdt, kan men deze beter terzijde laten.
Zie ook ‘Een toekomst voor de jeugd – jongeren en spiritualiteit’, Izvor 233, hst. 6.
Het beeld van de ruiter te paard is heel betekenisvol. De ruiter stelt de geest van de mens voor en het paard zijn fysieke lichaam. Ieder van ons is dus tegelijk paard en ruiter. En zoals de ruiter zijn paard moet verzorgen, moeten ook wij ons lichaam verzorgen, het goed gezond houden, het laten werken zonder het uit te putten. De toestand van het paard kennen, weten of de ongemakken of zwakheden afkomstig zijn van het paard zelf of van jou, de ruiter, vereist veel onderscheidingsvermogen. Je bent vermoeid? Vraag je af of deze vermoeidheid fysiek of psychisch is. Je hebt goed gegeten, je fysieke lichaam is voldaan en toch heb je nog honger. Wie heeft honger, je lichaam of jij? Een andere keer heb je geen enkel hongergevoel, hoewel je niets hebt gegeten en je lichaam zeker behoefte heeft aan voedsel.
Deze tegenstrijdigheid kan zich ook voordoen op het vlak van de liefde: je lichaam vraagt niets meer, maar jij wilt nog wat of omgekeerd. Jij wilt niets, maar je lichaam vraagt ernaar. Soms voert je rijdier je mee in een ongeluk, ondanks je aansporingen om dit te vermijden. Ofwel vindt het paard een uitweg om zijn meester te redden, want het heeft een gevaar geroken dat de ruiter niet had opgemerkt. Ja, hier wordt je een uitgebreid onderwerp aangeboden om over na te denken.
Zie ook ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 2, 13, 14.
De vergissing van veel spiritualisten is, dat zij aan hun activiteit geen solide basis geven. Zij beginnen eraan zonder enige voorbereiding en zij geloven dat het volstaat ernaar te verlangen, opdat de onzichtbare wereld zich aan hen zou openbaren, opdat de engelen hen zouden dienen en opdat alle macht in hun handen zou vallen. Welnee, helaas niet.
De waarachtige spiritualist bereidt zich twintig of dertig jaar voor en misschien zal hij op een dag, ineens, alles verkrijgen wat hij verlangt. Het is de voorbereiding die lang duurt op spiritueel gebied. Maar de mensen bereiden zich niet voor en zij blijven diep vanbinnen om het even welke obsessies onderhouden... Van tijd tot tijd mediteren zij natuurlijk een beetje, zogezegd, en dat is voor hen voldoende. Voor hen misschien wel, maar in feite volstaat het niet. Want er moet aan bepaalde voorwaarden vooraf voldaan worden en alleen door aan die voorwaarden te voldoen, zullen zij ontdekken dat het spirituele werk waarachtig resultaten geeft.
Zie ook ‘Spirituele Meesters – lichtbakens voor alle tijden’, Izvor 207, hst. 2 en 4.
Iedere dag heb je de mogelijkheid lichtende geesten aan te trekken. Richt je tot hen: ‘Kom, kom hemelse vrienden, neem plaats.’ Je kunt ook zeggen: ‘Hemelse Vader, goddelijke Moeder, heilige Drie-eenheid, en alle Engelen en Aartsengelen, dienaars van God, dienaars van het licht, heel mijn wezen behoort jullie toe. Beschik over mij voor de glorie van God, voor Zijn Koninkrijk en Gerechtigheid op aarde.’ Deze woorden kunnen uitspreken, dat is de echte consecratie, wijding, heiliging.
Als je de hemelse geesten niet leert uitnodigen, hoef je daarna niet verwonderd te zijn als andere entiteiten, die allesbehalve hemels zijn, hun intrek in jou nemen. Het is aan jou te beslissen door wie je ‘bezet’ wilt worden. Als je geen engelen bij jou uitnodigt, zullen zij ook niet proberen binnen te komen; het zullen dan duivels zijn die binnendringen, zelfs zonder je uitnodiging af te wachten.
Zie ook ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221, hst. 10 en 11.