Je zult het geluk in de liefde pas echt vinden op de dag dat je begrijpt dat de liefde niet besloten ligt in het lichamelijk bezit van een wezen.

De waarachtige liefde zul je enkel kunnen proeven in het subtiele element dat je via een wezen verbindt met heel het universum, met de schoonheid van bloemen, bossen, bronnetjes, de zon en sterrenbeelden. Haast je niet om de lichamelijke afstand die je van wezens scheidt, op te heffen, anders zul je geleidelijk heel die subtiele wereld verliezen, en dan blijft enkel de alledaagse, materiële zijde over.

Zie ook ‘De seksuele kracht of de gevleugelde draak’, Izvor 205, hst. 7, 8 en ‘Mystiek van man en vrouw – spirituele galvanoplastiek’, Izvor 214, hst. 4 en ‘De Gouden Sleutel – tot het oplossen van de levensproblemen’, Verz. werk deel 11, hst. 21.

De alchemisten zochten de steen der wijzen, om metaal te transformeren in goud. Inderdaad, maar een alchemist moet meer zijn dan een goed scheikundige. De chemicus moet enkel weten hoe hij dient om te gaan met materiële elementen, om te slagen in zijn proefneming. Maar de alchemist moet verder gaan en om te slagen moet hij spirituele elementen betrekken in zijn werk. Sommige alchemisten die de formule om de steen der wijzen te fabriceren perfect kenden, zijn er nooit in geslaagd, hoewel zij alle elementen zorgvuldig hadden voorbereid.

De steen der wijzen vervaardigen is minder een fysiek proces dan een psychisch en spiritueel proces. Wie daarin wil slagen, moet de deugden bestuderen en deze in zichzelf verwezenlijken. Alleen op die voorwaarde zal de materie naar hem luisteren en zal hij een waarachtig alchemist worden.

Zie ook ‘Spirituele alchemie – de zoektocht naar volmaaktheid’, Izvor 221, hst. 2.

Het leven stelt ons bloot aan allerhande verleidingen, en als de discipel zich nog niet voldoende heeft leren beheersen om deze te weerstaan, bezwijkt hij en daarna heeft hij natuurlijk spijt, want hij voelt dat hij zich verlaagd heeft en verzwakt is. Voor de meeste mensen is het normaal verleid te worden en aan de verzoeking toe te geven. Volgens hen zijn zij nagenoeg daarvoor op aarde gekomen: om zich te storten op al wat hen aantrekt.

De discipel heeft een andere kijk op de zaken: hij weet dat hij niet op aarde is gekomen om genot te zoeken maar om aan zichzelf te werken. Om allerhande tegenslagen te vermijden, overweegt hij dus, vooraleer iets te ondernemen: ‘Door dit of dat te doen, zal ik mijn verlangens bevredigen, dat is zeker, maar wat zal de weerslag van mijn gedrag zijn op mezelf en mijn omgeving?’ En hij denkt na... Wie zich nooit dergelijke vragen stelt, is daarna verbaasd dat hij te maken krijgt met situaties of problemen die hij niet verwacht had. Nochtans hoeft hij niet verwonderd te zijn: wat hem overkomt, kon hij voorzien. De gevolgen zijn altijd voorspelbaar.

Zie ook ‘De ware leer van Christus’, Izvor 215, hst. 1.

Door de grote waarheden en goede invloeden die hij ontvangt, met de hulp van de Engelen, begint de leerling van een Inwijdingsschool zich de lichtende wereld te herinneren waaruit hij is afgedaald en waarnaar hij op een dag moet weerkeren. De grootste zegening voor de leerling is zich te herinneren...

Hij zal zich ook al het leed herinneren dat hij heeft doorstaan en zelfs alle fouten die hij heeft begaan, alle schulden die hij heeft gemaakt. Want hij moet alle wezens terugvinden die hij heeft benadeeld, om zich met hen te verzoenen en het onrecht te herstellen, om zijn karma af te lossen. Dit staat de leerling te wachten, en trouwens iedereen. Op een dag zul je verplicht zijn alle vergissingen die je hebt begaan, te verbeteren, om al het kwaad dat je hebt aangericht te herstellen.

Zie ook ‘De mens verovert zijn bestemming – reïncarnatie en karma’, Izvor 202, hst. 6.

De wetenschap van de toekomst wordt die van het licht en de kleuren. Want het licht, deze substantie die schijnbaar zo zwak en onschadelijk is, vormt in feite de grootste kracht die er bestaat in het universum: zij heeft heel de schepping in beweging gezet.

Dankzij het licht leven de stenen, de planten, de dieren, de mensen en draaien de werelden. De eerste woorden van het Evangelie van de apostel Johannes drukken dit uit: ‘In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Al wat bestaat is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is.’ Ja, al wat bestaat is afkomstig van dat oorspronkelijke licht, het Woord.

Zie ook ‘Het licht, de levende geest’, Izvor 212, hst. 1.