Waarom zijn de beproevingen waaraan het leven de mensen onderwerpt, voor de een heilzaam en voor de ander rampzalig? Waarom bezwijken sommigen of worden zij boosaardig, terwijl anderen daarentegen hun wil, hun liefde en hun licht versterken? Opdat beproevingen heilzaam zouden zijn, volstaat het niet dat men sterk of wilskrachtig is, het is ook noodzakelijk juist te denken en correct te redeneren.

Het eerste wat een discipel moet doen bij een beproeving, is deze aanvaarden en denken dat hij innerlijk de middelen bezit ze te overwinnen, aangezien hij een zoon of dochter van God is. Daarna moet hij op zoek gaan naar deze middelen, die allerhande kunnen zijn. Maar het eerste wat hem te doen staat, is de beproeving aanvaarden en niet zeggen: ‘Hoezo? Het is toch niet mogelijk dat mij zoiets overkomt!’ Toch wel, inderdaad, het overkomt jou en jij moet proberen er de nuttigste elementen uit te halen voor je evolutie. Daarom moet men van de beproevingen houden! Maar ervan houden betekent niet dat men ze domweg moet opzoeken. Zij komen trouwens zonder dat je ernaar hoeft te zoeken. Men dient enkel van de beproevingen te houden, omdat dit de beste manier is ze te doorstaan.

Zie ook ‘De Nieuwe Aarde – methoden, oefeningen, formules, gebeden’, Verz. werk deel 13, hst. 5.

Wij werden allemaal geschapen in de werkplaatsen van God, om dezelfde goddelijke werkelijkheid te begrijpen en te beleven.

Nochtans hebben de mensen vooral de neiging om de verschillen en tegenstellingen te benadrukken en te onderstrepen, wat allerlei misverstanden en conflicten teweegbrengt. Vanzelfsprekend blijven enkele fundamentele behoeften gemeenschappelijk: eten, drinken, slapen, kinderen krijgen, enz., waarover iedereen het eens is, maar voor het overige is het de toren van Babel. Iedereen zegt: ‘Volgens mij moet het zus zijn, naar mijn oordeel moet het zo zijn.’ Heel goed, maar men zou ook een beetje rekening moeten houden met de mening van de anderen. Iedereen heeft gelijk vanuit zijn standpunt, maar het gelijk van iedereen leidt tot grote onenigheid. Zo gaat het er in de wereld aan toe. En de wereld komt van het ene gevecht in het andere terecht, omdat iedereen ‘zijn’ gelijk wil doen zegevieren.

Zie ook ‘Waarheid, de vrucht van wijsheid en liefde’, Izvor 234, hst. 10.

Hoe meer de mens verbonden is met de goddelijke bron, hoe meer hij de hemelse werkers die hem komen helpen en steunen, aantrekt. Zo wordt hij sterk, standvastig, stralend, meester over zichzelf en bezit hij de machtige sleutel van de realisatie. Wees er dus voor beducht wat dan ook te doen dat de goddelijke werkers van jou zou kunnen verwijderen. Iedere fout verjaagt onzichtbare vrienden, want zij veroorzaakt walgelijke uitwasemingen, die zij niet kunnen verdragen.

Wanneer de discipel God boven alles plaatst, wanneer hij bidt en mediteert om zich met Hem te verbinden, laten de hemelse arbeiders de wateren van de levensstroom over hem vloeien en overstelpen zij hem met hun stralen. Indien je ziel openstond om deze lichtbundels te ontvangen, zou je voor je ogen een sublieme wereld zien verschijnen, vol bewoners in al hun pracht.

Zie ook ‘De mysteriën van Jesod – grondslagen van het spirituele leven’, Verz. werk deel 7, hst. 1.3 en 1.5.

Stel je voor dat je op reis wilt gaan. Je aarzelt tussen Nice en Moskou en laten we veronderstellen dat je uiteindelijk voor Nice kiest... Vanaf dat ogenblik is de weg die je zult volgen, uitgestippeld: de landschappen, de stations, de ontmoetingen, alles ligt vast. Zodra je in een bepaalde richting vertrekt, moet je een reisweg volgen die op voorhand vastligt. Jij zult niet de wegen aanleggen waarlangs je rijdt, noch de steden en dorpen bouwen waar je doortrekt, hun bestaan hangt niet van jou af.

Het enige dat van jou afhangt is de keuze van de richting. Bijgevolg scheppen wij niet zelf onze goede of slechte lotsbestemming, deze werd reeds geschapen, wij begeven ons alleen op weg: naar drijfzand, moerassen of gevaarlijke wouden... ofwel naar vruchtbare vlakten, parken vol bloemen en vogels... Wij moeten kiezen waar wij heen willen. Alle ongeluk en alle geluk bestaan al, anderen hebben het voor ons gekend, het werd op voorhand geschapen en het hangt uitsluitend van ons af wat wij al dan niet gaan bezoeken.

Zie ook ‘De dierenriem, sleutel tot mens en universum’, Izvor 220, hst. 4.

De hemelse entiteiten houden van harmonie. Men trekt hen aan door muziek, liederen, goede

gedachten en gevoelens. Waar zij zich ook bevinden, de lichtende entiteiten worden aangetrokken door harmonie, door de eenheid die wij vormen wanneer wij bij elkaar komen. Zij zeggen tot elkaar: ‘In tegenstelling tot zoveel andere mensen die enkel samenkomen om heftig tegen elkaar uit te varen of zich te keren tegen werkelijke of ingebeelde vijanden, hebben we hier te maken met wezens die bij elkaar komen om eenheid en harmonie te scheppen, om het Koninkrijk van God voor te bereiden... Laten we gaan kijken en hen helpen.’ Van deze toestand van harmonie gaat een parfum uit, een geur die de mensen misschien niet waarnemen, maar de hemelse schepselen wel. En zelfs de sterren, hoog in de hemel, glimlachen en sturen ons hun boodschappen en hun liefde.

Zie ook ‘Harmonie en gezondheid’, Izvor 225, hst. 2.