Materialistische denkers hebben alle moeite gedaan aan te tonen dat er geen God, geen Voorzienigheid, geen Hemel, geen enkele hoop op leven na de dood bestaat en zo hebben zij alles wat zin geeft aan het menselijk bestaan ontkend: de werkelijkheid van de ziel en de geest. Zij hebben beweerd dat godsdienst ‘opium van het volk’ was, en dat het voor het geluk van de mens volstond dat hij beschikte over voedsel en onderdak, een gezin kon stichten en studeren.
Wat gebeurt er nu in werkelijkheid? Zelfs als de mens aan zijn lichaam, zijn hart en zijn verstand alles heeft gegeven wat zij vragen, blijft hij onvoldaan. Hij heeft nagelaten de ziel en de geest te voeden, en zij mopperen! Daarom zijn drugs, die zich meer en meer verspreiden in de wereld, een waarschuwing. Het is de ziel die aandacht vraagt voor haar behoeften: zij verstikt en grijpt naar drugs om zich te bevrijden. Men moest zich zo nodig ontdoen van het opium van de godsdienst? Nu krijgen we te maken met marihuana, heroïne, cocaïne... Is dat verkieslijk?
Zie ook ‘Een toekomst voor de jeugd – jongeren en spiritualiteit’, Izvor 233, hst. I, V, VI en IX