Als je altijd achtenswaardig wil zijn, moet je, wat er ook gebeurt, tonen dat je tegen de situatie opgewassen bent. Op dat ogenblik zal men je niet kunnen treffen of raken, zelfs als men je verwijten toestuurt, zelfs als men je komt vernederen en bekladden.        

Alleen jijzelf hebt de macht om je te bevuilen, niemand anders, dat is een wet. Niemand kan jou zwartmaken, als jij jezelf niet in opspraak brengt. Als je altijd met de Hemel verbonden bent en je uitsluitend toelegt op het doen van de wil van God, zul je altijd groot en lichtend zijn, wat men uitwendig ook tegen jou onderneemt. Want niet de mensen bezitten de meeste macht, maar de Hemel en die beschermt je.

Zie ook ‘Het licht, de levende geest’, Izvor 212, hst. VII en VIII