Al wat op aarde bestaat, heeft zijn oorsprong boven, in het goddelijk gebied. In het begin is er de geest, en de fysieke materie is niets anders dan een condensatie van de gedachte van de Schepper.    

Voor de mens is het van zeer groot belang dat hij deze filosofie van de voorrang van de geest bezit, want dankzij deze filosofie heeft hij de macht alle situaties te verhelpen. Zolang hij gelooft dat het fysieke vlak, en dus de materiële omstandigheden, het bevel voeren, zal hij altijd nietig en kwetsbaar blijven, overgeleverd aan de omstandigheden. Al naargelang de filosofie die je volgt, die van de materie of die van de geest, ben je zwak of sterk en machtig.

Zie ook ‘De vrijheid, overwinning van de geest’, Izvor 211, hst. II