Vervul je materiële taken zo gewetensvol mogelijk, maar zonder te vergeten dat je altijd het overwicht moet geven aan de wereld van de gedachte, aan het ideaal, aan de geest, aan het licht. Wie zegt: ‘Ach, ik had zoveel beter kunnen leven! Wat heeft me bezield dat ik me heb ingelaten met het spirituele leven?’, bewijst dat hij niets begrepen of geleerd heeft en dat hij nooit ergens zal komen. Want als je ondanks alle openbaringen die je gekregen hebt, nog niet overtuigd bent van de pracht en de macht van het spirituele leven, zul je zelfs op materieel gebied heel middelmatig presteren.          

Wie niet kan beslissen op spiritueel gebied en blijk geeft van zwakte, twijfel en besluiteloosheid, zal evenmin iets kunnen realiseren op materieel gebied. Al degenen die slagen in de maatschappij geloven misschien niet in God, maar zij zijn ongetwijfeld veel vastberadener, dynamischer, moediger en actiever dan veel spiritualisten, en daarom oogsten zij succes.

Zie ook ‘Een toekomst voor de jeugd – jongeren en spiritualiteit’, Izvor 233, hst. IX