God heeft in de ziel van de mensen een gevoel van onvoldaanheid en gemis gelegd, dat enkel kan worden vervuld op de dag dat zij erin slagen zich met Hem te verenigen. Zolang zij deze fusie niet gerealiseerd hebben, zullen zij zoeken en ervaringen opdoen, terwijl zij telkens geloven dat ze zullen bereiken wat ze verlangen.                              

Maar zij zullen altijd ontgoocheld en teleurgesteld zijn. Toch is deze ontgoocheling niet zo slecht, want hierdoor wordt de menselijke ziel aangespoord altijd verder te gaan, om te blijven zoeken en er voortdurend naar te streven dichter bij de Teergeliefde te komen.

Zie ook ‘U bent Goden’, Synopsis I, deel VIII