Als men aan een wijze vraagt wat God is, antwoordt hij met stilte, want alleen de stilte kan het Wezen van de Godheid uitdrukken. Ja, zeggen wat God is, volstaat niet, en zeggen wat Hij niet is evenmin. Zeggen dat God liefde, wijsheid, macht, gerechtigheid is... is allemaal waar, maar deze woorden schieten de goddelijke werkelijkheid voorbij, zij vatten niets van de oneindigheid, de eeuwigheid en de volmaaktheid van God.

Men kent God niet door erover te spreken of over Hem te horen spreken. Men kent Hem wanneer men probeert diep in zichzelf te gaan, tot men juist dat gebied van de stilte bereikt.

Zie ook ‘De weg van de stilte’, Izvor 229, hst. XII