Jongeren weten niet veel af van de menselijke natuur, en om hen op de hoogte te brengen, hoeft men niet op de scholen te rekenen! Zij beseffen dus niet hoe gevaarlijk het is hun verbeelding de vrije loop te laten, want die is werkelijk in staat zich te prostitueren. Zelfs opvoeders laten jongeren baden in nevelige toestanden, zonder het gevaar te zien van die situatie, en zij moedigen hen zelfs aan. Zij zeggen: ‘Hij droomt, hij is een dichter, je moet hem laten dromen.’ Ja, maar kent men de wereld van de droom voldoende?                  

De natuur heeft in de mens formidabele vermogens gelegd, en de verbeeldingskracht is een van die vermogens die kan worden gebruikt voor zijn bloei of voor zijn ondergang. Als jongeren hun verbeelding ten prooi laten vallen aan ongeacht welk gevoel of verlangen, zullen zij na verloop van tijd overmand worden door zeer negatieve gemoedstoestanden.

Zie ook ‘Een toekomst voor de jeugd – jongeren en spiritualiteit’, Izvor 233, hst. VI, V en IX