Veel godsdiensten hebben God afgeschilderd als een onverbiddelijk, wraakzuchtig en jaloers wezen dat alles ziet, alles bestraft en geen medelijden kent. Nochtans straft God ons niet. Hij wil onze fouten zelfs niet zien. Maar Hij heeft de wereld gebaseerd op wetten en als wij deze niet eerbiedigen, worden wij gestraft. Het is dus niet God die ons straft, Hij heeft geen tijd om zich daarmee bezig te houden: Hij is één en al liefde, Hij leeft enkel in pracht.
Veronderstel dat je een dwaasheid hebt begaan: je voelt je van streek en je bidt: door dat gebed voel je dat je aan je kwellingen ontsnapt, je verheft je en je bereikt de troon van God. Zelfs als je onder het stof zit of er haveloos uitziet, zegt Hij: ‘Kom binnen, wees welkom!’ En Hij geeft het bevel je te wassen en te kleden, Hij nodigt je uit op het feestmaal en je bent gelukkig en vredig. Maar dat geluk en die vrede blijven niet duren. Wanneer je terug naar beneden gaat (want je bent uiteraard verplicht weer af te dalen, je kunt niet zo lang boven blijven), beginnen de kwellingen opnieuw... En zij blijven duren tot je begrijpt dat je je fouten moet verbeteren en het kwaad dat je hebt aangericht, herstellen. Het is dus niet God die je komt straffen, Hij heeft wel wat anders te doen!
Zie ook ‘De mens verovert zijn bestemming’, Izvor 202